Item jonch(e)r henric van schoenhoven wettich sone jonch(e)r/ henricx wilen van arscot here te schoenhoven in p(rese)ncia heeft/ gekint en(de) gelijdt voir hem zijnen erven en(de) nacomelinghen/ dat hij oppembairlic wel en(de) wettelijc vercocht heeft he(re)n/ philipse van schoenhoven hee(re) te waenrode (et)c(etera) ridde(r) zijnen/ wettigen brued(er) sijn kijnsgedeelte te weten(e) tvijfste deel/ en(de) allet recht actie en(de) aensprake die hij hadde oft e(n)nich/ sins hebben mochte inde heerlich(eiden) chijsen renten pachten/ opcomingen en(de) vervallen der goede van nurode van vlasselair/ int panhuys te nurode en(de) inde watermolen geheten/ tsgrevenmolen gelegen ond(er) nurode inden lande van/ zichen(en) die men te leene houden(de) is vanden heerscape/ van wynge met allen en(de) yegewelcken toebehoirten En(de)/ dat voir en(de) om eenen zeke(re)n prijs vanden welcken de voirs(creven)/ jonch(er) henric hem bekinde bijden voirs(creven) he(re)n ph(ilip)s sijnen/ brued(er) vernueght en(de) te male genoech gedaen zijnde/ uutghescheiden van twintich rijns guld(en) eens te xx st(uvers)/ tstuc die de voirs(creven) h(er) ph(ilip)s den vors(creven) jonch(er) henr(icke) zijnen/ brueder gelooft heeft te kersmesse naestcomen(de) te betalen/ als vervolghde schout Geloven(de) de voirs(creven) jonch(er) henric/ den vors(creven) hee(re)n p(hi)l(ip)se zijnen brued(er) tsijnd(er) manessen int/ voirs(creven) zijns kints oft vijfste gedeelte der voirs(creven) goede
//
met allen den rechte oft actie voirs(creven) behoirlic te goeden ende/ te vestighen voir hof en(de) here dair men die selve goede/ afhouden(de) is en(de) dat ten coste en(de) laste des voirs(creven) he(re)n/ ph(ilip)s en(de) de selve goede te warende(re)n opden last ende/ co(m)mer hier na volghen(de) te weten(e) op der he(re)n recht/ vanden gronde op vijftich guld(en) hollan(sch) aen he(re)n ja(n)ne/ van kesterghate riddere op thien hollan(sche) guld(en) al erflic/ aen ons(er) liever vruwen outaer tarschot tot drie messen/ geordineert sesthien ryns gulden lijftochten ten live der/

kynde(re)n henrix wilen estor van he(re)n henrickx magnus/ huysvruwe en(de) op sesthien rijns guld(en) oic lijftochte(n)/ ten live d(er) kynde(re)n henrix wilen estor en(de) hem/ altoes van des voirs(creven) steet ad mo(nicionem) genoech te doen Wa(n)t/ dat hij hem ind(er) voirs(creven) saken yet te nauwe gedaen hadde/ also dat den vors(creven) he(re)n philipse en(de) sijnen erfgename(n)/ en(de) nacomelingen tot eeuwegen dagen vast en(de) zeker/ zijn moge roel(ants) opp(endorp) nove(m)br(is) quinta