Ov(er)mits dat qui(n)ten couckeroul die ov(er)lang nae der/ stad recht va(n) loeven(en) voir wettige scult als hij/ sustineert geleyt is totten goeden have ende erve jacops/ vand(er) hagen ende jan de ruttar die onlancx voir/ twee ryns guld(en) lijfpen(sien) oic wettiger scult geleyt is/ totten goeden desselfs jacops seke(r) geschilt jegen/ malcande(re)n hebben gehadt om dat elc van hen gemeynt/ heeft va(n) zijnder scult aen de goede gericht te werden/ oft voe(r) te gaen(e) ende bezund(er) aen acht p(er)den en(de)/ twee wagen(en) metten getouwen des voirs(creven) jacops die/ alhier inder herberge(n) vand(en) spiegele te peters vand(en)/ berghe leysten dairse als in sequestre metter stad/ versuecbrieve(n) bijden voirs(creven) qui(n)ten verworven connen/ wae(re)n ende beide de voirs(creven) p(ar)tien begheert hebben/ de costen der voirs(creven) p(er)den die groot wae(re)n te scouwen/ op dat elc va(n) hen te bat tot zijnder schult gerake(n)/ soude moege(n) Soe heeft de voirs(creven) peter vand(en) berghe/ op heden de voirs(creven) p(er)den waghen(en) ende getouwen/ bij consente des voirs(creven) qui(n)tens gelevert den voirs(creven) ja(n)ne/ en(de) reynnar de ruttar zijne(n) brued(er) ende hebben/ de selve twee gebruede(re)n den voirs(creven) pete(re)n gelooft/ van dien ov(er)levere(n) tegen eene(n) yegelijke(n) te rechte/ inne te staen(e) ende warant te zijne en(de) de/ voirs(creven) jan en(de) reynnar hebben gelooft den ind(ivisim)/ den voirs(creven) qui(n)ten hier af te ontheffe(n) cor(am) meldert/ abs(oloens) maii penult(ima)