SAL7369, Akte: V°81.4-V°82.1 (148 van 721)
Akte V°81.4-V°82.1
Act
Datum: 1475-10-07
Transcriptie
2020-02-09 door Karel EmbrechtsItem voer meye(r) ende scepen(en) van loeven(e) inde banc zijn comen te rechte/
hubijn mattelot hebben(de) volcomen p(ro)cu(ra)cie onder der stat segel ten saken/
vand(er) daet xx m(ar)cii a(nn)[o] lxxi onder wijlen hilleg(ar)de van holsbeke van/
godfroit van marneff als man en(de) mo(m)boir jouffr(ouwen) jehanne(n) va(n) dongelberge/
zijn wijfs docht(er) wijlen he(re)n jans hee(re) van dongelberge ridders in deen/
z(ijde) en(de) symon van dongelberge sone wijlen wout(er)s alse vand(er) leve(ri)ng(en)/
die den voirs(creven) hubrechte als p(ro)cur(eur) gedaen was bijder stat versueke mette(n)/
offic(i)e[r] vand(er) gheete(n) vand(en) goede(n) die wae(re)n des voirs(creven) wijlen wouters
//
van dongelberghe ende sijnder kinde(re) te middelwinde ende dair omtrint/ geleg(en) voer gebrec van xxxvi mudde(n) tarwen der mate(n) van thienen/ die de voirs(creven) jouffr(ouw) johanne met scepen(en) brieve(n) van loeven(e) vand(er)/ daet xiiii[c] xlii junii iiii[ta] aen de voirs(creven) goede besedt en(de) verpandt heeft/ in dande(re) Aldair de vors(creven) symoen genoech bekinnen(de) de vors(creven) rinte/ hem pijnde te wederleggen(e) de p(ro)curacie des vors(creven) hubrechts alsoe/ dat nae dalt(er)cacie van p(ar)tien in dien en(de) acht(er)volgen(de) seke(re)n vo(n)nissen/ van scepen(en) int(er)locutoir de vors(creven) hubrecht geloofde tot sijnd(er) p(ro)curacien/ dat de vors(creven) symoen in des hier in rechte gehandelt soude wordde(n)/ met eene(n) gedinge soude gestaen Seyde en(de) sustineerde want hij binne(n)/ den jae(re)n dat de vors(creven) hubrecht die yesch ter goed(er) rekeni(n)g(en) den/ acht(er)stel vand(er) voirs(creven) rinte(n) vand(en) leste(n) drie jae(re)n grote scade hadde/ gehadt van mesraken(e) van coren(e) en(de) den luden van wapen(en) dat de/ vors(creven) jouffr(ouwe) johanne en(de) de vors(creven) hubrecht van hue(ren) weg(en) hem redelic/ cortsel vand(er) vors(creven) rinte(n) ende vand(en) voirs(creven) jae(re)n doen soude ende sculdich/ wae(re) te doene sunderlinghe nae de mandem(en)ten ons gened(ichs) he(re)n die d(aer)/ af bide(n) raide desselfs ons gened(ichs) he(re)n in brabant uutgeleecht wae(re)n/ ende dat hem dat cortsel gescien soude des gedroech hij hem tot vo(n)nisse/ P(rese)nte(re)nde dae(re)ntinde(n) vand(er) voirs(creven) rinte(n) te reken(en) ende vand(en) surplus/ dan te voldoen(e) Dair tegen de selve hubrecht als p(ro)cu(r)e(ur) hem/ opponeerde seggen(de) dat niet tegenstaen(de) der leve(ri)ng(en) voirg(eruert) de vors(creven)/ symoen hem met onreden(en) pijnde dagelix de goede taenveerden/ en(de) de vruchte(n) dair af te dersschen en(de) tsijnen p(ro)fite te beke(re)n dair/ af hij p(ro)testeerde ten ynde van desen den selven symoene aen te sprek(en)/ om restitucie der selver hopen(de) van wegen zijns (con)stituen(ts) in sijnd(er)/ leve(ri)ng(en) te blive(n) tot hij volcomen betalinge van sijne(n) acht(er)stelle met/ coste en(de) co(m)me(r) soude hebben P(rese)nte(re)nde nochtan den vors(creven) symoene hen/ aldus sijnde vand(er) vors(creven) schaden die hij voirtstelde tegen hem te/ rechte te come(n) voer de he(re)n vanden raide ons gened(ischs) he(re)n in brabant oft/ voer den raide vand(er) stat van loeven(e) hopende dair mede te gestaen/ mair dat de rinten gheen cortsel doen en soude(n) noch sculdich en
//
wae(re)n te doene Soe wardt hier op gewijst biden scepen(en) van/ loeven(e) ter maniss(en) smeyers nae aensprake en(de) v(er)antweerden/ van beiden p(ar)tien datmen den voirs(creven) p(ro)cu(r)e(ur) tot behoef van sijne(n)/(con)stituen(ten) ende inden name sijnd(er) huysvrouwen houde(n) soude van/ sijne(n) onderpande(n) in sijnder leve(ri)ngen tot hij voldaen wa(r)e van/ zijne(n) achterstelle zijnder verschenend(er) ende ombetailder renten op/ de p(rese)ntacie des voirs(creven) hubrechts p(ro)cu(r)e(ur)s cor(am) lyemi(n)g(en) couck(eroul)/ ouder(ogghe) reth(eman) oct(obris) vii
//
van dongelberghe ende sijnder kinde(re) te middelwinde ende dair omtrint/ geleg(en) voer gebrec van xxxvi mudde(n) tarwen der mate(n) van thienen/ die de voirs(creven) jouffr(ouw) johanne met scepen(en) brieve(n) van loeven(e) vand(er)/ daet xiiii[c] xlii junii iiii[ta] aen de voirs(creven) goede besedt en(de) verpandt heeft/ in dande(re) Aldair de vors(creven) symoen genoech bekinnen(de) de vors(creven) rinte/ hem pijnde te wederleggen(e) de p(ro)curacie des vors(creven) hubrechts alsoe/ dat nae dalt(er)cacie van p(ar)tien in dien en(de) acht(er)volgen(de) seke(re)n vo(n)nissen/ van scepen(en) int(er)locutoir de vors(creven) hubrecht geloofde tot sijnd(er) p(ro)curacien/ dat de vors(creven) symoen in des hier in rechte gehandelt soude wordde(n)/ met eene(n) gedinge soude gestaen Seyde en(de) sustineerde want hij binne(n)/ den jae(re)n dat de vors(creven) hubrecht die yesch ter goed(er) rekeni(n)g(en) den/ acht(er)stel vand(er) voirs(creven) rinte(n) vand(en) leste(n) drie jae(re)n grote scade hadde/ gehadt van mesraken(e) van coren(e) en(de) den luden van wapen(en) dat de/ vors(creven) jouffr(ouwe) johanne en(de) de vors(creven) hubrecht van hue(ren) weg(en) hem redelic/ cortsel vand(er) vors(creven) rinte(n) ende vand(en) voirs(creven) jae(re)n doen soude ende sculdich/ wae(re) te doene sunderlinghe nae de mandem(en)ten ons gened(ichs) he(re)n die d(aer)/ af bide(n) raide desselfs ons gened(ichs) he(re)n in brabant uutgeleecht wae(re)n/ ende dat hem dat cortsel gescien soude des gedroech hij hem tot vo(n)nisse/ P(rese)nte(re)nde dae(re)ntinde(n) vand(er) voirs(creven) rinte(n) te reken(en) ende vand(en) surplus/ dan te voldoen(e) Dair tegen de selve hubrecht als p(ro)cu(r)e(ur) hem/ opponeerde seggen(de) dat niet tegenstaen(de) der leve(ri)ng(en) voirg(eruert) de vors(creven)/ symoen hem met onreden(en) pijnde dagelix de goede taenveerden/ en(de) de vruchte(n) dair af te dersschen en(de) tsijnen p(ro)fite te beke(re)n dair/ af hij p(ro)testeerde ten ynde van desen den selven symoene aen te sprek(en)/ om restitucie der selver hopen(de) van wegen zijns (con)stituen(ts) in sijnd(er)/ leve(ri)ng(en) te blive(n) tot hij volcomen betalinge van sijne(n) acht(er)stelle met/ coste en(de) co(m)me(r) soude hebben P(rese)nte(re)nde nochtan den vors(creven) symoene hen/ aldus sijnde vand(er) vors(creven) schaden die hij voirtstelde tegen hem te/ rechte te come(n) voer de he(re)n vanden raide ons gened(ischs) he(re)n in brabant oft/ voer den raide vand(er) stat van loeven(e) hopende dair mede te gestaen/ mair dat de rinten gheen cortsel doen en soude(n) noch sculdich en
//
wae(re)n te doene Soe wardt hier op gewijst biden scepen(en) van/ loeven(e) ter maniss(en) smeyers nae aensprake en(de) v(er)antweerden/ van beiden p(ar)tien datmen den voirs(creven) p(ro)cu(r)e(ur) tot behoef van sijne(n)/(con)stituen(ten) ende inden name sijnd(er) huysvrouwen houde(n) soude van/ sijne(n) onderpande(n) in sijnder leve(ri)ngen tot hij voldaen wa(r)e van/ zijne(n) achterstelle zijnder verschenend(er) ende ombetailder renten op/ de p(rese)ntacie des voirs(creven) hubrechts p(ro)cu(r)e(ur)s cor(am) lyemi(n)g(en) couck(eroul)/ ouder(ogghe) reth(eman) oct(obris) vii
Nagekeken door: Karel Embrechts
Moderator: Greet Stevens
Laatste update:: 2016-08-31 door Xavier Delacourt