It(em) want reyne(r) vande(n) hove als geleyt nae des(er) stat/ recht tot allen den goeden have en(de) erve jans wijle(n)/ va(n) wynge en(de) jouffr(ouwe) ka(tlij)[ne(n)] vande(n) hove wile(n) zijns/ wijfs suster svoirs(creven) reyners hem oft henr(icke) vande(n) zijpe/ d(er) stat bode in zijne(n) name met br(ieve) vand(er) stat gescreve(n)/ aende(n) meye(r) va(n) hale(n) oft zijne(n) stedehoude(r) te wynge hadde/ doen leve(re)n alle de erflike goede d(er) selver gehuyssche(n) ond(er)/ he(m) tot wynge geleg(en) en(de) dach van rechte doe(n) besceyde(n)/ henr(icke) van redinge(n) en(de) anth(onise) zijne(n) sone oft zij dair/ tege(n) yet hadden willen allege(re)n Tot welken dage/ op heden dienen(de) zij niet gecompareert en zijn noch p(ro)cur(eur)/ gesonden en hebben mair matheeus vanden hove sone/ en(de) als procu(eur) des voirs(creven) reyners zijns vaders trecht/ heeft versocht Soe hebben de scepen(en) van loven(e) ter/ manissen smeyers gewijst voir een vo(n)nisse nae dat/ hen bij r(e)sc(ri)pte willems meest(er) jans vorst(er)s tot wy(n)ge/ gebleken heeft de leveringe en(de) dach besceydinge/ nae inhoudt vanden voirs(creven) versueken behoirlijck/ bij hem gheschiet te zijne datme(n) den voirscr(even)/ geleydden vanden voirscr(even) goeden houde(n) soue inde/ macht van zijne(n) beleyde soe v(er)re dat noch voir/ scepen(en) come(n) is Act(um) in scampno cor(am) om(n)ib(us) scab(inis)/ dempto vynck maii vi