Want willem van leefdale als geleyt nae deser stad/ recht voir zijn wettich gebreck van eene(n) rijder lijftochte(n)/ uut crachte van scepen(en) brieve(n) van loeven(en) tot allen den/ goeden beyde have en(de) erve soe wair die gelege(n) [sijn] denijs/ boudens metter stad besloten(en) brieve(n) gescreve(n) aen den/ meye(r) van herent oft zijne(n) stedehoude(r) te velthem he(m) oft/ den bringe(r) vand(en) selven in zijne(n) name heeft doen leve(re)n/ alle de selve goede en(de) dach van rechte doen vestheyden/ den voirs(creven) denijse bastijne stroeprock en(de) zijne(n) wynne(n) oft/ zij hen tege(n) de voirs(creven) execucie yet hadden wille(n) allige(re)n/ Ten welcke(n) dage noch oic op heden als ten verstreken(en)/ dage egheen der voirs(creven) p(ar)tie(n) come(n) en is den voirs(creven) geleydde(n)/ trecht voirt versueken(de) Soe hebben de hee(re)n scepen(en) van/ loeven(en) ter manissen smeyers gewesen voir een vo(n)nisse dat me(n)/den voirs(creven) geleydden nae dat hen behoirlijc gebleke(n) heeft/ bij rescripte des voirs(creven) meyers van herent de voirs(creven) executie/ en(de) dachbesceydinge geschiet te zijne datmen den voirs(creven)/ geleydden vand(en) voirs(creven) goeden houden soude inde macht/ van zijne(n) voirs(creven) beleyde zoe verre dat noch voir scepen(en)/ come(n) is cor(am) om(n)ib(us) scab(inis) in sca(m)p(n)[o] dempto lye(mingh)[en] junii ulti(m)a