It(em) jouffr(ouwe) johanne weduwe rombouts wilen sanders jacop/ ende lodewijc sanders hue(r) sonen p(ri)us ema(ncipa)[ti] ende willem/ vand(en) ynde al(ia)s rape hebben gelooft ind(ivisim) gielijse van/ cav(er)son borg(er)meest(er) vijfentwintich ryns guld(en) te tsestich/ pl(a)c(ken) tstuc de vijf ryns guld(en) d(air) af te kersmisse naestc(omende)/ thien ryns guld(en) dair af te kersmisse d(air) af nae volgen(de)/ en(de) thien ryns guld(en) dair af te kersmisse dat d(air) nae/ volge(n) sal te betalen quol(ibet) ass(ecutu)[m] Als vand(en) gevallen(en) rinte(n)/ chijsen en(de) die vallen sullen van dien vijf ryns gul(den) erflijc/ die de voirs(creven) gielijs heeft op seke(re) goede te haecht gelegen/ des voirs(creven) rombouts die wille(m) scelkens in huering(e) houden(de)/ is de thien r(yns) g(ulden) d(air) af van gevallen(en) rinte(n) en(de) de xv/ d(air) af als vand(en) drie naesten toecomen(de) ja(r)en d(air) af october/ lxxxii dleste jaer van dien sijn sal Et t(re)s p(ri)mi insup(er)/ p(rim)[a] Voirtmeer soe hebben gelooft de moed(er) mette(n) sone(n) den/ voirs(creven) willem(me) dat zij den voirs(creven) scelke(n) houde(n) sulle(n) in sijn hueri(n)ge sijne(n)/ t(er)mijn due(re)nde al waert dat de moed(er) voirs(creven) die die verhuert heeft/ eer aflivich werde cor(am) berct moelen maii iiii

(Gielijs) van cav(er)son/(hee)ft gekint dat/(hij) van desen geheele(n)/(contra)cte voldaen/(es) op x r(yns) g(ulden)/(nae) eens half/(te) (ke)rsmisse naestcomen(de) en(de) half te kersmisse/(dairna) te betale(n) aug(usti) vi a(nn)[o] lxxxi/(mits) dat de p(ri)ncipale rinte afgequijt es/(ende) dat alsoe de pachte(n) die valle(n) sond(er)/(soe) hoge niet gedrage(n) [en] sulle(n) als die voe(r)/ de geheele so(m)me gereke(n)t sijn