SAL7375, Akte: R°132.3-R°133.1 (306 van 1099)
Akte R°132.3-R°133.1
Act
Datum: 1481-10-27
Transcriptie
2020-03-15 door Dieter TaillieuVanden gedinge dat geweest heeft inde banck voir meye(r) ende/
scepen(en) van loeven(e) tusschen jouffr(ouwe) jeha(n)nen gordijns aenleggersse ter eender/
zijden en(de) jacoppe van kessele als p(ro)cur(eur) jans de prumier ter ande(r) zijden/
om der naerderscap wille vand(en) coope die meester gielijs appostolle/
gedaen hadde tegen de executeurs vand(en) testame(n)te en(de) uutersten wille
//
hee(re)n jans wilen gordijn priesters wilen canonick s(in)[te] peters te loeven(e)/ oems der voirs(creven) jouffr(ouwe) jeha(n)nen en(de) jans vand(en) huyse mette(n) hove en(de)/ den toebehoirten gelegen inde scrijnstrate te loeven(e) tusschen de/ goede jans de punde(re) vleeschouwers ter eender en(de) den uutgange/ vand(en) huyse des prioers va(n) bierbeke ter ande(r) zijden met oic den/ huysen dair toe hoe(re)nde achter inde augustijnstrate gelegen om/ welke naerderscap te hebben(e) beyde de voirs(creven) p(ar)tien voirmaels/ gedinct hadden tegen den voirs(creven) meester gielijse die hem d(air)/ tegen opponeerde soe v(er)re dat vo(n)nislijc was gewijst dat d(air)aen/ nairderscap was dwelc gedaen dese voirs(creven) p(ar)tien deen tege(n) dande(r)/ gequestioneert hebben alhier inde banck wien van hen beyden die/ nairderscap volgen soude aldair de voirs(creven) jouffr(ouwe) als ae(n)leggersse/ gesustineert heeft dat huer die sculdich es te volgen want zij/ p(rese)nteerde te doen allet ghene des der nairderscap toebehoirde en(de)/ boet te bewijsen(e) dat zij in tijts en(de) uren gout en(de) selver onder/ de wet hadde gestelt en(de) dat zij des nairde(r) wa(r)e dan de voirs(creven)/ jan de prumier want claes gordijn wilen hue(r) vader was gerecht/ brueder van vader en(de) moeder des voirs(creven) hee(re)n jans gordijn ende/ aldus tendeerde zij tot huer(er) voirs(creven) co(n)clusien en(de) dat huer de voirs(creven)/ naerderscap volgen soude huer des gedragen(de) totten rechte d(air)tegen/ de voirs(creven) jacop als p(ro)cur(eur) des voirs(creven) jans hem v(er)antweerden(de) niet ky(n)nen(de)/ ten iersten male de voirs(creven) linaige vand(er) voirs(creven) jouffr(ouwe) dede seggen/ dat des voirs(creven) zijns meester moeder was wettige suster des/ voirs(creven) wilen hee(re)n jans gordijns en(de) dat hij gout en(de) silver onder de/ wet hadde gestelt en(de) zijn naerderscap gepr(ese)nteert in tijts en(de) in/ uren voir en(de) eer de voirs(creven) jouffr(ouwe) jeha(n)ne dat hadde gedaen en(de)/ dat hij gep(rese)nteert hadde en(de) alnoch p(rese)nteerde te voldoen(e) des totter/ naerderscap behoirt en(de) dat hij des nairde(r) was oft e(m)mer alsoe/ nae als de voirs(creven) jouffr(ouwe) jeha(n)ne en(de) men en soude niet bevi(n)den/ dat de voirs(creven) jouffr(ouwe) comen wa(r)e en(de) goudt en(de) silver hadde gesedt/ by(n)nen den xl dagen alsoe behoiren soude mair nae die xl dagen/ en(de) alsoe hadde zij v(er)meert bieden(de) alle pointen te bewijsen(e) (et)c(etera)/ dair tegen de jouffr(ouwe) replice(re)nde seyde dat al mocht jans moeder/ zijn wettige suster des voirs(creven) hee(re)n jans gordijns dat en was niet/ van vader en(de) moeder mair alleene vand(er) moeder wegen en(de) hue(r)/ vader was brueder va(n) hee(re)n ja(n)ne van vader en(de) moeder wair bij/ zij nairde(r) wa(r)e te voirde(r) gemerct want oft h(er) jan vand(en) goeden/ niet en hadde gedisponeert zij souden hebben gehadt ii sijden/ te weten(e) half ten naesten leven(de) van zijnen vader dwelc zij/ alleene was en(de) dander helicht ten naesten leven(de) van zijnder/ moeder dair zij dan oick een deel inne soude hebbe gehadt/ en(de) alsoe voirde(r) en(de) dieper dair inne gericht geweest dan jan
//
oic dede zij seggen datmen bevi(n)den soude dat zij voir duytga(n)e/ vanden derden genechte van xv daghen gout en(de) silver hadde/ gestelt en(de) huer nairderscap geboden en(de) dat elc genechte duert/ vand(en) daghe voirt dat genechte es xv daghe d(air)nae en(de) alsoe/ duert den tijt vand(er) naerderscap meer dan xl dagen te weten(e)/ drie genechten lang van xv daghen huer des gedragen(de) totten/ rechte soe v(er)re dat p(ar)tien beyde tot hue(re)n thoenisse gewijst/ zijn dair merckelijc gebleken heeft bij verkynnen vand(en) voirs(creven)/ procur(eur) dat hij d(air)af dede octobr(is) xv lestleden voir scepen(en) van/ loeven(e) de voirs(creven) linaige vand(er) voirs(creven) jouffr(ouwe) alsulc te zijne als zij/ dat voe(r) opgedaen heeft en(de) oick dat dleste gebot des voirs(creven) meester/ gielijs gesciedde des maendaighs septe(m)br(is) xxiiii lestleden en(de) dat/ de jouffr(ouwe) stelde gout en(de) silver behoirlijc des mae(n)daichs octobr(is)/ d(air)nae dwelck was by(n)nen den genechten van xv daigen nae den/ dach vand(en) voirs(creven) lesten gebode en(de) de voirs(creven) jacop thoende de/ voirs(creven) linaige van zijns meesters zijden bij ky(n)nissen die de voirs(creven)/ jouffr(ouwe) oic gelijc voe(r) voir scepen(en) hadde gedaen ten voirs(creven) xv[ten]/ dage octobr(is) lestleden sulke als de jouffr(ouwe) die in huer(er) voirs(creven)/ repliken selve hadde gedaen en(de) oic dat hij voir hue(r) gout en(de)/ silver hadde gestelt en(de) de nairderscap geboden en(de) dat dleste/ gebot geschiedde xxiiii septe(m)br(is) wair op scepen(en) uuterlijc gemae(n)t/ nae alle allegacien luctacien salvacien en(de) reprochen gewijst/ hebben met vo(n)nisse eve(n)verre de voirs(creven) jouffr(ouwe) voldoet dat/ der naerderscap toebehoirt dat hue(r) die naerderscap volgen/ sal in sca(m)pno p(rese)ntib(us) om(n)ib(us) scab(inis) octobr(is) xxvii
//
hee(re)n jans wilen gordijn priesters wilen canonick s(in)[te] peters te loeven(e)/ oems der voirs(creven) jouffr(ouwe) jeha(n)nen en(de) jans vand(en) huyse mette(n) hove en(de)/ den toebehoirten gelegen inde scrijnstrate te loeven(e) tusschen de/ goede jans de punde(re) vleeschouwers ter eender en(de) den uutgange/ vand(en) huyse des prioers va(n) bierbeke ter ande(r) zijden met oic den/ huysen dair toe hoe(re)nde achter inde augustijnstrate gelegen om/ welke naerderscap te hebben(e) beyde de voirs(creven) p(ar)tien voirmaels/ gedinct hadden tegen den voirs(creven) meester gielijse die hem d(air)/ tegen opponeerde soe v(er)re dat vo(n)nislijc was gewijst dat d(air)aen/ nairderscap was dwelc gedaen dese voirs(creven) p(ar)tien deen tege(n) dande(r)/ gequestioneert hebben alhier inde banck wien van hen beyden die/ nairderscap volgen soude aldair de voirs(creven) jouffr(ouwe) als ae(n)leggersse/ gesustineert heeft dat huer die sculdich es te volgen want zij/ p(rese)nteerde te doen allet ghene des der nairderscap toebehoirde en(de)/ boet te bewijsen(e) dat zij in tijts en(de) uren gout en(de) selver onder/ de wet hadde gestelt en(de) dat zij des nairde(r) wa(r)e dan de voirs(creven)/ jan de prumier want claes gordijn wilen hue(r) vader was gerecht/ brueder van vader en(de) moeder des voirs(creven) hee(re)n jans gordijn ende/ aldus tendeerde zij tot huer(er) voirs(creven) co(n)clusien en(de) dat huer de voirs(creven)/ naerderscap volgen soude huer des gedragen(de) totten rechte d(air)tegen/ de voirs(creven) jacop als p(ro)cur(eur) des voirs(creven) jans hem v(er)antweerden(de) niet ky(n)nen(de)/ ten iersten male de voirs(creven) linaige vand(er) voirs(creven) jouffr(ouwe) dede seggen/ dat des voirs(creven) zijns meester moeder was wettige suster des/ voirs(creven) wilen hee(re)n jans gordijns en(de) dat hij gout en(de) silver onder de/ wet hadde gestelt en(de) zijn naerderscap gepr(ese)nteert in tijts en(de) in/ uren voir en(de) eer de voirs(creven) jouffr(ouwe) jeha(n)ne dat hadde gedaen en(de)/ dat hij gep(rese)nteert hadde en(de) alnoch p(rese)nteerde te voldoen(e) des totter/ naerderscap behoirt en(de) dat hij des nairde(r) was oft e(m)mer alsoe/ nae als de voirs(creven) jouffr(ouwe) jeha(n)ne en(de) men en soude niet bevi(n)den/ dat de voirs(creven) jouffr(ouwe) comen wa(r)e en(de) goudt en(de) silver hadde gesedt/ by(n)nen den xl dagen alsoe behoiren soude mair nae die xl dagen/ en(de) alsoe hadde zij v(er)meert bieden(de) alle pointen te bewijsen(e) (et)c(etera)/ dair tegen de jouffr(ouwe) replice(re)nde seyde dat al mocht jans moeder/ zijn wettige suster des voirs(creven) hee(re)n jans gordijns dat en was niet/ van vader en(de) moeder mair alleene vand(er) moeder wegen en(de) hue(r)/ vader was brueder va(n) hee(re)n ja(n)ne van vader en(de) moeder wair bij/ zij nairde(r) wa(r)e te voirde(r) gemerct want oft h(er) jan vand(en) goeden/ niet en hadde gedisponeert zij souden hebben gehadt ii sijden/ te weten(e) half ten naesten leven(de) van zijnen vader dwelc zij/ alleene was en(de) dander helicht ten naesten leven(de) van zijnder/ moeder dair zij dan oick een deel inne soude hebbe gehadt/ en(de) alsoe voirde(r) en(de) dieper dair inne gericht geweest dan jan
//
oic dede zij seggen datmen bevi(n)den soude dat zij voir duytga(n)e/ vanden derden genechte van xv daghen gout en(de) silver hadde/ gestelt en(de) huer nairderscap geboden en(de) dat elc genechte duert/ vand(en) daghe voirt dat genechte es xv daghe d(air)nae en(de) alsoe/ duert den tijt vand(er) naerderscap meer dan xl dagen te weten(e)/ drie genechten lang van xv daghen huer des gedragen(de) totten/ rechte soe v(er)re dat p(ar)tien beyde tot hue(re)n thoenisse gewijst/ zijn dair merckelijc gebleken heeft bij verkynnen vand(en) voirs(creven)/ procur(eur) dat hij d(air)af dede octobr(is) xv lestleden voir scepen(en) van/ loeven(e) de voirs(creven) linaige vand(er) voirs(creven) jouffr(ouwe) alsulc te zijne als zij/ dat voe(r) opgedaen heeft en(de) oick dat dleste gebot des voirs(creven) meester/ gielijs gesciedde des maendaighs septe(m)br(is) xxiiii lestleden en(de) dat/ de jouffr(ouwe) stelde gout en(de) silver behoirlijc des mae(n)daichs octobr(is)/ d(air)nae dwelck was by(n)nen den genechten van xv daigen nae den/ dach vand(en) voirs(creven) lesten gebode en(de) de voirs(creven) jacop thoende de/ voirs(creven) linaige van zijns meesters zijden bij ky(n)nissen die de voirs(creven)/ jouffr(ouwe) oic gelijc voe(r) voir scepen(en) hadde gedaen ten voirs(creven) xv[ten]/ dage octobr(is) lestleden sulke als de jouffr(ouwe) die in huer(er) voirs(creven)/ repliken selve hadde gedaen en(de) oic dat hij voir hue(r) gout en(de)/ silver hadde gestelt en(de) de nairderscap geboden en(de) dat dleste/ gebot geschiedde xxiiii septe(m)br(is) wair op scepen(en) uuterlijc gemae(n)t/ nae alle allegacien luctacien salvacien en(de) reprochen gewijst/ hebben met vo(n)nisse eve(n)verre de voirs(creven) jouffr(ouwe) voldoet dat/ der naerderscap toebehoirt dat hue(r) die naerderscap volgen/ sal in sca(m)pno p(rese)ntib(us) om(n)ib(us) scab(inis) octobr(is) xxvii
Nagekeken door: Lieve Van Hoestenberghe
Moderator: Lieve Van Hoestenberghe
Laatste update:: 2017-01-31 door Xavier Delacourt