Dair nae soe heeft henr(ick) begheert te weten(e) want hij gewijst/ was caucie en(de) borchtocht te stellen(e) bij alsoe hij ontslagen woude/ zijn vander vroenten hoe groot die soude moeten zijn dair op/ hem geseyt es dat hij caucie stellen sal va(n) borchtocht totter/ so(m)men toe als de overgegeven costen gedragen moegen en(de) hebben/ zij e(n)nich gebreck in dien dat de wederp(ar)tie seggen woude dat/ de borgen en(de) caucie niet genoech en wae(re) dair van sal de stad/ alsdan p(ar)tien gehoirt zijnde doen soe behoe(re)n sal eod(em)