It(em) al eest dat den voirs(creven) scepen(en) brief sprect de voirs(creven)/ lijfpen(sien) te moeghen afquijten alst herma(n)ne gelieft met vollen/ pachte soe es nochtan vorweerde dat de selve h(er)man den/ voirs(creven) meester henr(ick) sal de voirs(creven) lijfpen(sien) sal moegen lossen en(de)/ afquijte(n) tusschen dit en(de) lichtmesse naestcomen(de) metter so(m)men van/ hondert rinssche gulden(en) te lx pl(a)c(ken) tstuc sonder in dien gevalle/ d(air)af e(n)nigen pacht te derven gheven en(de) oft hij den selven/ lichtmesse liet overgaen sonder die hondert rinsschegulden(en)/ hem opte leggen soe soude de selve h(er)man d(air)af de volle pachten/ betalen ten valdaghen en(de) alse hij die afleggen woude dat/ moete(n) doen met vollen pachte en(de) anders niet en(de) in stadt va(n)/ onderpande oft borghen soe sal he(m) de voirs(creven) meester henr(ick)/ om vanden zijne(n) versekert te zijne voir de voirs(creven) bewijssenisse
//
terstont moegen doen leyden tot allen den goeden beyde/ have en(de) erve des voirs(creven) h(er)mans wair die gelegen zijn cor(am) eisd(em)