Item jan willems lieuten(ant) smeyers van loven(e) heeft geloeft/ jonch(e)r(e)n ph(ilips)e van baillet hee(re) tot nederlynthe(r) (et)c(etera) tussche(n) dit/ en(de) donderdach naestcomen(de) te betalen eve(n) v(er)re het come(n)scap blijft/ van alsulk(er) p(er)de als jan van heynsberge tegen den selve(n) jonch(e)r/ ph(ilips)e gecocht heeft en(de) anders niet de som(m)e van hond(er)t r(ijnsche)/ gul(den) te xx stuv(er)s stuck drie pl(a)c(ken) pro st(ufero) t(am)q(am) ass(ecutu)[m] cor(am) opp(endorp)/ tants junii xxiii