It(em) jan gouthuys wonende t(er) wolfshagen bynne(n) vrijh(eit)/ van loven(e) inde p(ro)chie van sinte machiels heeft gelooft/ katlijnen huysvr(ouwe) symoens bruekelmans twee rinssche/ gulden(en) te lx pl(a)c(ken) tstuck t(er) goed(er) rekeni(n)gen half te/ kersmisse ende half te halfvasten(en) beyde naistcomende/ te betalen(e) quol(ibet) ass(ecutu)[m] ende liet hij den yersten t(er)mijn/ overgaen sonder betalen viii dagen lanck soe saelt/ al gevallen sijn cor(am) hove burg(imagistr)[o] septe(m)br(is) xxvii