It(em) jan de gerwe(re) die als man en(de) mo(m)boir m(ar)griete(n) scost(er)s/ sijns wijfs docht(er) henricx scosters mesmakers met rechte heeft/ doen hande lichten tot libbeke ja(n)ne vand(er) eect en(de) alijte(n)/ vissenaecx van seke(re)n erve gelege(n) te libbeke te weten(e)/ van huyse en(de) hove d(aer) de selve alijt inne woent name/ lijck van sijns wijfs kintsgedeelte van dien en(de) oft zij d(aer)/ tege(n) seggen wouden hen dair tegen dach van rechte/ heeft doen besceyde(n) die op morge(n) ald(aer) diene(n) sal In p(rese)ntia/ heeft gelooft inden gevalle hij succu(m)beerde en(de) die sake/ verlore alle costen van rechte die dair inne gebue(re)n sulle(n)/ moege(n) uut te reycken(e) opte leggen(e) en(de) te betalen(e) als/ v(er)reycte schult En(de) hier af es sijn borghe bleven als p(ri)n/ cipael sculde(r) roelof reymair poirte(r) va(n) loven(e) wonen(de)/ te loven(e) den welken de voirs(creven) jan d(aer)aff gelooft heeft/ schadeloos te houden(e) en(de) costeloos tontheffen(e) cor(am) liefkenrode/ hoeven nove(m)br(is) xx