It(em) henrick van thienen briede(r) wonen(de) inden blaesbalch t(er)/ eende(r) sijden en(de) jan van horick barbier t(er) ande(re) sijn come(n)/ voir scepen(en) van loven(e) kynnen(de) ende lijden(de) dat zij met mal/ cande(re)n v(er)accordeert sijn voir hen hue(re)n erve(n) en(de) nacomelinge(n)/ alse van alsulcken steynen(en) gevele als de voirs(creven) heeft staen(de)/ inde rattemansporte aen sijn huys ald(aer) d(aer) de voirs(creven) jan van/ horick een huys heeft dat hij onlancx gecregen heeft tegen/ derfgename(n) jans wijlen schuerpo schuermans cuype(rs) vast/ aen compt der condicien hier nae bescreve(n) die sij mal/ cande(re)n voir hen hue(re)n erve(n) en(de) nacomelinge(n) gelooft hebben/ tond(er)houden(e) en(de) te voldoen(e) tot eeuwige(n) dagen Inden yerste(n)/ dat de voirs(creven) jan van horick inden voirscr(even) gevel des voirscr(even)/ henricx met sijnd(er) ty(m)meringe(n) sal moegen varen en(de) die d(aer) inne/ moegen ancke(re)n en(de) vesten als hij voirtaen dair ty(m)me(re)n sal/ willen en(de) dat hij d(aer) inne alreede gevaren es dat heeft/ de voirscr(even) henrick belieft ende belieft en(de) consenteert mits/ desen en(de) heeft gelooft dair tege(n) ne(m)mermeer te come(n) En(de)/ t(er) ander(er) sijden selen de voirs(creven) jan van horick en(de) sijn nacomelinge(n)/ besitters van sijne(n) voirs(creven) erve moete(n) tot eeuwigen dagen den/ voirs(creven) gevel hulpen houden in state ende reparatien metten/ voirs(creven) henricke en(de) sijne(n) nacomelingen besitters van sijnen/ voirs(creven) huyse te halven coste Ende d(aer)enboven selen de voirs(creven)/ jan van horick en(de) sijn nacomelinge(n) besitters van sijne(n) voirs(creven)/ erve jairlijcx en(de) erflic geven ende betalen den voirs(creven) henr(icke)/ ende sijnen nacomelinge(n) neghen stuv(er)s drie pl(a)c(ken) voe(r) den/ st(uver) gerekent vallende en(de) v(er)schijnen(de) jairlijcx opte(n) ix[te(n)] dach/ der maent van januario dair voe(r) de voirs(creven) jan bij or/ love she(re)n vanden gronde in titulen van wettige(n) pande/ tvoirs(creven) sijn huys metten toebehoirte(n) mits v(er)obligeert ende/ ypotheceert Promitt(ens) exin(de) sat(isfacere) p(ro)ut d(i)c(t)o henrico/ et suis succ(essoribus) mo(do) de(bi)[to] possit vale(re) cor(am) liefkenrode pyn/ nock januarii ix