Den dach van rechte op heden dienen(de) tussche(n) uma(n)ne/henricxsone poirte(re) van loven(en) die hem met brieve(n) van/des(er) stadt hadde doen ontslaen vand(er) hachte(n) d(air) inne/hij gestelt es geweest bijden scouth(eit) van kempelant/t(er) eende(r) ende den selve(n) scouth(eit) t(er) and(er) sijden hebben de
//
selve uman en(de) jan peelmans (com)pare(re)nde inde(n) name/vande(n) voirs(creven) scouth(eit) uutgestelt tot van heden in drie/weken naistcomen(de) om alsdan te dienen(e) gelijck dien/op heden diende cor(am) borchoven hoeven julii xxix/