It(em) den dach van rechte dienen(de) op hede(n) voe(r) meye(r)/ ende scepen(en) tusschen janne lanshee(re) ter eend(er) ende/ willem(me) wynkens poirte(r) die hem met brieve(n) van des(er)/ stadt als poirte(r) uuytgescreve(n) heeft sitten(de) in hachten te/ turnhout hebben de selve partien in wed(er)zijde(n) geco(n)tinueert/ ende uuytgestelt op van in dijssendaige naistcomen(de)/ ov(er) een maent om alsdan te dienen gelijck hij op/ heden gedien soude hebben cor(am) berghe nausnyde(re)/ septembr(is) xxiiii