It(em) anthoenis vand(er) heyde(n) smet heeft geloeft symoene/ symoens thien rinsgulden(en) te lx pl(a)c(ken) tstuck en(de) vii stuv(er)s/ te betalen(e) van nu alle maenden twintich stuv(er)s d(air)aff/ in gelden oft in wae(re)n tot dat de voirs(creven) so(m)me volbetaelt zijn/ zal quoli(bet) ass(ecutu)m Met condicien lyet hij deen maent dand(ere) v(er)reycken zond(er) betale(n) dat dan de voirs(creven) so(m)me alnoch ombetailt/ uuytstaen(de) al gevalle(n) [sal] zijn cor(am) buetsele burg(imagistr)[o] octobr(is) tercia