SAL7383, Akte: V°148.4-R°149.1 (226 van 716)
Akte V°148.4-R°149.1
Act
Datum: 1489-12-04
Transcriptie
2021-04-23 door Walter De SmetAld(air) jorijs hubr(echt) voe(r) den raide vand(er) stadt/
come(n) es tege(n) symoen de scepe(re) en(de) laur(eys) van/
thiene(n) inde nootschale zijn(en) zwage(r) om zijnd(er)/
dowarien wille van xxiiii rinsguld(en) tsjaers
//
die he(m) in huwelijck(er) vorwerde(n) met zijne(n)/ zijne(n) ierste(n) wive die des voirs(creven) symoens/ zust(er) was gelooft wae(re)n te bewijssen(e) opde/ rinte vande(n) hondert crone(n) eens dieme(n)/ huer geleeght soude hebben en(de) voirts op da(n)de(r)/ zijnd(er) huysvrouwe(n) goed(en) D(air)toe hij niet en conste/ geraken wat gheestelijcke(r) v(er)volge(n) hij d(air)o(m)me te/ meer stonde(n) aen zijn zwag(er)s gedaen heeft/ hoepen(de) want zij hue(r) goede besate(n) d(air)op die/ bewijssenisse(n) geschien soude dat zij de gheene/ zijn soude die de bewijssenisse(n) sculdich soude(n)/ zijn te doen(e) D(air)tege(n) zij declineren(de) vande(n) gerichte/ seyde(n) dat van huwelijck(er) voirweerd(en) was/ declineerd(en) vande(n) gerichte en(de) woude jorijs/ he(m) yet d(air)aff eysche(n) dat mocht hij doen ter/ plaetse(n) d(air) de huwelijcke voirwerdde behoird(en)/ te weten(e) voe(r) tgheestelicke gerichte Op dwelc/ jorijs replicee(re)nde seyde dat zijn leven(de)/ wairhed(en) vande(n) toesegge(n) he(m) in dien geschiet/ d(air)mede hij he(m) behulpe(n) woude noch leefd(en)/ en(de) alsoe en was he(m) egeen noet nae de(n) oude(n)/ ond(er)houde(n) van rechte vande(n) selve(n) toeseggen(en)/ te volgen(e) voire tgeestelijcke gerichte met meer/ woirde(n) en(de) reden(en) in weerszijde(n) gecalligeert Es/ uutgesproken voe(r) recht alsoe v(er)re de voirs(creven)/ jor(ijs) van toeseggen(en) en(de) gelufte(n)bewae(re)n wilt en(de)/
in des voirs(creven) steet yet te eysschen(e) heeft en(de) met/
leven(de) wairheit [vacat] dat hij dat/
sal moege(n) doen t(er) plaetsen d(air) en(de) soe dat behoirt/
te weten(e) inde bancke voe(r) meye(r) en(de) scepen(en)/
van loven(e) Act(um) in (con)s(ili)[o] op(idi) decembr(is) q(ua)rta
//
die he(m) in huwelijck(er) vorwerde(n) met zijne(n)/ zijne(n) ierste(n) wive die des voirs(creven) symoens/ zust(er) was gelooft wae(re)n te bewijssen(e) opde/ rinte vande(n) hondert crone(n) eens dieme(n)/ huer geleeght soude hebben en(de) voirts op da(n)de(r)/ zijnd(er) huysvrouwe(n) goed(en) D(air)toe hij niet en conste/ geraken wat gheestelijcke(r) v(er)volge(n) hij d(air)o(m)me te/ meer stonde(n) aen zijn zwag(er)s gedaen heeft/ hoepen(de) want zij hue(r) goede besate(n) d(air)op die/ bewijssenisse(n) geschien soude dat zij de gheene/ zijn soude die de bewijssenisse(n) sculdich soude(n)/ zijn te doen(e) D(air)tege(n) zij declineren(de) vande(n) gerichte/ seyde(n) dat van huwelijck(er) voirweerd(en) was/ declineerd(en) vande(n) gerichte en(de) woude jorijs/ he(m) yet d(air)aff eysche(n) dat mocht hij doen ter/ plaetse(n) d(air) de huwelijcke voirwerdde behoird(en)/ te weten(e) voe(r) tgheestelicke gerichte Op dwelc/ jorijs replicee(re)nde seyde dat zijn leven(de)/ wairhed(en) vande(n) toesegge(n) he(m) in dien geschiet/ d(air)mede hij he(m) behulpe(n) woude noch leefd(en)/ en(de) alsoe en was he(m) egeen noet nae de(n) oude(n)/ ond(er)houde(n) van rechte vande(n) selve(n) toeseggen(en)/ te volgen(e) voire tgeestelijcke gerichte met meer/ woirde(n) en(de) reden(en) in weerszijde(n) gecalligeert Es/ uutgesproken voe(r) recht alsoe v(er)re de voirs(creven)/ jor(ijs) van toeseggen(en) en(de) gelufte(n)
Nagekeken door: Jan Boncquet
Moderator: Jan Boncquet
Laatste update:: 2017-01-11 door Xavier Delacourt