It(em) bastijn stroeprock heeft ontsedt op eene(n) borghe te daghe/ ende te rechte te comen alsulken vijf rinsgulden(en) alse hadewijck/ vand(en) poele heeft doen beslaen wesende in hande(n) symoens/ de maerschack als van zeke(re)n meste dat de selve bastijn/ hem vercocht hadde Inde est fideiussor eius petrus de/ duerne calceator que(m) ip(s)e sebastianus promisit inde(m)p(nem) r(e)leva(r)e/ cor(am) thenis naus(nijdere) augusti xiiii