SAL7384, Akte: R°159.1-V°159.1 (276 van 1043)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°159.1-V°159.1  
Act
Datum: 1490-10-05

Transcriptie

2022-07-14 door fernand BERTRAND
Vanden gedinghe dat inde banck voir meye(r) ende/
scepen(en) van loven(e) geweest heeft tussche(n) henr(icke) molema(n)/
briede(r) als geleydt nae des(er) stadt recht tot alle(n)/
den goeden beyde have en(de) erve lijsbette(n) vanden/
b(er)ghe docht(er) wijlen henricx vande(n) b(er)ghe t(er) eenre/
en(de) coenraerde vande(n) poele juwelier als man en(de)/
mo(m)boir d(er) selv(er) lijsbette(n) t(er) ande(re) ald(air) deselve henrick/
dede lesen sijn beleydt vand(er) daet julii v[ta] a(n)no/
lxxxviii geschiet uut crachte van zeke(re)n quitan(cien) kenniss(en)/
en(de) gelufte(n) die deselve lijsbeth vande(n) b(er)ghe met/
consente van enige(n) hue(re)n mage(n) en(de) vrinde(n) van vad(er)/
en(de) moed(er) den selve(n) henr(icke) gedaen hadde voe(r) scepen(en)/
van loven(e) inde(n) jae(re) van lxxxii junii xxv d(air)mede/
sij met consente als voe(r) gekint en(de) gelijdt hadde dat/
zij vande(n) selve(n) henricke hue(re)n stiefvad(er) ontfange(n)/
hadde zeke(re) p(ar)ceele(n) van have(n) en(de) vliege(n)de erve soe/
dat bij vrind(en) en(de) goed(en) mans gedeeught was mits/
den welke(n) sij den selve(n) henr(icke) volcomelijck quijt/
gescouwen hadde van alle(n) alsulke(n) rechte deel en(de)/
actie alse sij doen oft namaels soude moege(n) hebbe(n)/
geeyscht in enige have oft vliege(n)de erve gebleve(n)/
nae de doot van hue(re)n vad(er) oft moed(er) in enig(er) manie(re)n/
en(de) oick van ald(er) momberien bewijnde en(de) r(e)gime(n)te/
dat deselve henrick tot dien daghe toe gehadt/
mocht hebben vand(er) selv(er) lijsbette(n) oft hue(r) goed(en) in/
enig(er) manie(re)n en(de) geloeft d(air)af den selve(n) henr(icke)/
nu(m)m(er)meer aen te spreken(e) in gheene(n) rechte gheestelijck/
oft weerlijck bij huer selve(n) oft yemand(en) and(er)s in/
gheend(er) wijs mer van dijer ki(n)niss(en) en(de) quitan(cien) tege(n)/
eene(n) yegelijck(en) te rechte inne te staene en(de) warant/
te zijne en(de) die gelesen sijnde dede deselve henrick/
seggen hoe hij bove(n) en(de) in contrarien vand(er) selv(er) kenness(en)/
quitan(cien) en(de) geluften tot sijne(n) groote(n) acht(er)deele ende/
contrarie den recht(en) vand(en) selve(n) scepen(en) br(ieven) betoge(n)/
was vand(er) selv(er) lijsbette(n) oft hue(re)n voirs(creven) man ond(er)/
tschijn van zeke(re)n instrument(en) voir ande(r) gericht(en)/
dan dair de voirs(creven) scepen(en) br(ieven) en(de) quitan(cien) en(de) gelufte(n)/
sijn gepasseert en(de) dat voir de haeflijcke goed(en)/
oft vliege(n)de erve d(air)van de voirs(creven) quijtsceldi(n)ge/
gelufte(n) en(de) condicien wae(re)n gebuert en(de) aldus sustineerde/
hij voir sijn conclusie dat hem die ombehoirlijcke/
/ belastinge costeloes en(de) scadeloes gelijck afgedaen/
soud(en) wordde(n) en(de) dat hem alle coste(n) en(de) lasten/
uut saken van dien bij hem geleden gerestitueert/
soud(en) wordde(n) oft dat hem d(er) voirs(creven) lijsbetten/
goede dair hij gelijck voe(r) toegeleyt was en(de)/
die hij hem hadde doen leve(re)n d(air)voe(r) volge(n) soud(en)/
en(de) sculdich wae(re)n te volge(n) hem des getroeste(n)de/
totte(n) rechte D(air)tegen de voirs(creven) coen hem v(er)antw(er)den(de)/
dede segge(n) dat hem v(er)wonderde der aensprake(n)/
gem(er)ct datmen bevi(n)den soude soe hij seyde/
dat de voirs(creven) lijsbeth sijn wijff als sij de voirs(creven)/
quitan(cie) dede bove(n) xii jair niet oudt en was en(de)/
alsoe en was d(air)op niet te lette(n) gem(er)ct oick al/
mochte(n) bij die quitan(cie) enige vrind(en) oft mage(n)/
geweest hebbe(n) soe en wae(re)n die niet geweest/
huer momboirs vand(er) stadt wege(n) d(air)toe geset/
en(de) aldus sustineerde coene dat de voirs(creven) henrick/
met sijnd(er) aensprake(n) v(er)doelt was op hem oft/
sijns wijfs goede mette(n) voirs(creven) beleyde en(de) hadde/
hij vand(er) quitancie(n) en(de) gelufte(n) yet te volge(n) dat/
mocht hij doen opde voirs(creven) vrinde(n) en(de) mage(n)/
die dat hadde(n) hulpen doen Es gewijst bij/
scepen(en) van loven(e) t(er) manissen smeyers dat den/
selve(n) henr(icke) en(de) sijne(n) beleyde de gelev(er)de goede/
volge(n) soud(en) In scampno cor(am) om(n)ib(us) dempt(o)/
pynnock octobr(is) v[ta]
Nagekeken doorGreet Stevens
Moderatorkristiaan magnus
Laatste update:: 2014-09-02 door Dieter Peeters