Aldair voir den raide vander stadt hubrecht noytens/ t(er) eenre ende de bedesetters van zoerbeempe t(er) ande(re) op/ heden dach van thoene hadden aengaen(de) den geschille(n)/ vand(er) beden tusschen de selve p(ar)tien uutstaen(de) om den/ selve(n) thoen in wed(er)zijden te leyden ald(air) de voirs(creven)/ hubrecht gecompareert es geweest ende de voirs(creven)/ bedesett(er)s ald(air) niet gecompareert en zijn Es geappointeert/ bijden raide vand(er) stadt nae dien de voirs(creven) bedesett(er)s/ niet gecompareert en zijn dat de voirs(creven) hubrecht/ sijn p(rese)ntacie mach doen teeken(en) oft hem belieft en(de)/ voirt sijn recht versueken aenden borg(er)meest(er) In (con)s(ili)[o]/ opidi januarii vii