Item gielijs van caversoen in p(rese)ncia heeft gekynt ende gelijdt/ gehaven te hebben ende ontfange(n) vanden edelen en(de) moegen(de)/ h(er)toge willem(me) hertoge tot gulcke en(de) tot den berghe grave/ te ravensberge heer te heynsberge te diest te zichen(en) (et)c(etera)/ ende dit uuyt handen mathijs vanden rode rintmeest(er)/ des voirs(creven) hee(re)n in zijne(n) voirs(creven) lande van diest de so(m)me
//
van thien rinsguld(en) uuyt saken vanden twintich r(ins) gul(den)/ die de voirs(creven) gielijs jairlijcx en(de) erfelijck heeft en(de) houden(de) es/ op de goede chijsen ende pachten des voirs(creven) h(er)toge(n) vercregen/ tegen hee(re)n jacoppe wijlen greve van salmen bescreven/ in zeke(r) scepen(en) br(ieve) van loeven(en) ende ande(r) d(aer)op gemaict/ te twee t(er)mijnen te weten(e) deen hellicht te bamisse/ ende dander hellicht te paesschen ende dit vanden/ t(er)mijne van bamisse lestleden Bekynnen(de) hem de voirs(creven)/ giel(ijs) vanden selve(n) t(er)mijne van bamisse lestleden volcomel(ijck)/ genoech gedaen te zijne Scelden(de) dair af quijte den/ h(er)toge voirs(creven) zijnen rintmeest(er) ende alle ande(r) des quitan(cien)/ behoeven(de) cor(am) berghe nausnyde(re) maii xxii