Nae dien jacop jacop van ravescote met behoirlijcke/ rasteme(n)ten nae des(er) stadt recht heeft gevolcht voir zeke(r)/ zijn gebreck van gevallen(en) rinte(n) aen de stadt van antwerpe(n)/ op zeke(r) pe(n)ni(n)gen ende rinten alhier opden wissel staen(de)/toebehoiren(de) toebehoiren(de) meeste(re)n anthonijse ysebrant en(de) jouffr(ouwe)/ m(ar)griete(n) van mermden hem des gedragen(de) vanden selven/ rasteme(n)ten behoirlijck in dien gedaen totten diene(re)n en(de)/ vorste(re)n en(de) oick ende oick vander conde(n) met seke(r) brieve(n)/ den selven p(er)soen(en) gedaen inder selv(er) stadt van antwerpen/ totten bode Als dat de scepen(en) des bijden meye(r) gemaent/ zijnde beg(er)t hebben de selve diene(re)n en(de) bode in dien taenhoire(n)/ achtervolgen(de) welcken vo(n)nisse willem claes vorste(r) behoirl(ijc)/ gecleert heeft bij zijnder eedt de twee rasteme(n)te(n) gedaen te/ hebben ende jan van oucle voirste(r) tderde ende cornel(is) reyns/ des(er) stadt bode heeft gecleert den voirs(creven) brief vander conde(n) gedrage(n)/ te hebbe(n) en(de) gegeve(n) den selve(n) meeste(re)n anth(onise) ysebrant die d(aer)af/ alsoe hij seyde niet wel te vreden en was Aldair de voirs(creven)/ p(er)sone(n) niet en comp(ar)eerde(n) noch procur(eur) van hue(re)nt wege(n) versueken(de)/ alsoe voirts den [de(n) meye(r) de(n)] scepen(en) te mane(n) hoe hij tselve voirts sculdich/ was te handelen De welcke gewesen hebben t(er) manissen/ desselfs meyers dat de selve jacop zijn schult behoirlijck/ met eede verifice(re)n soude die hem [hij] tacht(er) was aende selve/ stadt van antwerpe(n) Achtervolgen(de) welcken vo(n)nisse jacop/ gecleert heeft bij eede voirs(creven) zijn scult voirs(creven) te gedragen/ ter so(m)men van xviii r(ins) gul(den) xv stuv(er)s sonder cost en(de)/ co(m)me(re)n versueken(de) alnoch noch voirt trecht in dien Es/ gewesen bijden scepen(en) ter manissen smeyers dat de selve/ jacop zijn geverificeerde schult aen de voirs(creven) gerasteerde/ pe(n)ni(n)gen te verhalen soude bij alzoe ofter yet overde dat/ hij dat wed(er)kee(re)n soude en(de) ofter gebrake dat hij voirt/ volgen zoude met rechte in scampno maii xxii

Acht(er)volgen(de) desen/ voonnesse es ov(er)drage(n)/ gelast en(de) bevole(n) bijd(en)/ rade va(n)d(er) stadt joh(ann)ese/ hymis die de pe(n)ni(n)g(en)/ van dese(n) rinte(n) ond(er)hief/ dat hij de(n) selve(n) jacoppe(n)/ sal contente(re)n va(n)d(en)/ pe(n)ni(n)gen ind(en) selve(n)/ vonnesse begrepen/ in (con)s(ili)[o] opidi octobr(is)/ xx a(n)no xcii nemen(de)/ behoirlijck acquijt/ va(n)d(en) selve(n) jacoppe tot/ sijnd(er) ontlastinge(n)