SAL7386, Akte: R°410.3-V°410.1 (753 van 932)
Akte R°410.3-V°410.1
Act
Transcriptie
2018-04-04 door Jos JonckheerVander questien gecomen bijd(en) raide vander stadt tusschen/
ja(n)ne peters woenen(de) te thielt t(er) eenre ende den bedesett(er)s/
en(de) met he(n) de meye(r) sdorps van beckevoirt t(er) and(er) zijd(en)/
welcke jan de selve bedesett(er)s alh(ier) bescreven hadde conclu/
de(re)nde nae zeke(r) verhael bij he(m) int langhe gedaen/
dat zij verdoelt wae(re)n ende doffic(ie)r ald(air) hem te hachten/
voir de bede die zij hem eysschen(de) wae(re)n seggen(de) dat/
zij die sculdich wae(re)n te volgen op zijn goede ende niet/
op sijnen p(er)soen seggende dat hij nochtan altijt gep(rese)nteert/
hadde ende noch p(rese)nteerde van sijnen goeden die hij/
ald(air) liggen(de) hadde soe v(er)re sijn p(ar)t ende portie gedroech/
hem verstorven van arnd(en) wijlen vand(en) velde bereet/
was opteleggen ende te betalen geven(de) oic te kynnen/
de ombehoirlijcke woird(en) die de meye(r) tegen tgerichte van/
deser stadt ende in cleynicheyd(en) der selv(er) gesproken soude/
hebben Dair op de voirs(creven) inheffers seyd(en) dat de goede/
d(air)af zij hem bede eysschen altijt t(er) beeden en(de) rechte vand(en)/
dorpe gestaen hadden want de voirs(creven) wijlen arnt vand(en)/
velde ald(air) woenachtich hadde geweest hopen(de) alsoe/
int principael wel gefundeert te sijne ende dat zij bij/
faulte(n) van pandi(n)gen die sij opde goede hadden moege(n) doen
//
zijnen p(er)soen hadden doen houden ende co(m)me(re)n voe(r)/ de voirs(creven) beede ende al mocht hij die gep(rese)nteert hebbe(n)/ soe en hadde hijse niet betaelt Sustine(re)nde alsoe/ wel gefundeert te sijne ende dat de voirs(creven) jan/ d(air)enboven toegeseecht en(de) geloeft hadde ongepoirtert/ en(de) ongevrijdt de costen vand(en) vroenten en(de) and(er)ssins/ te betalen p(rese)nte(re)nde in wersijd(en) thoon van hue(re)n/ v(er)meten(en) pointen voirs(creven) Es bijd(en) wet uuytgesproken/ nae dien deselve p(ar)tien in wersijden hen gesubmitteert/ hebben inde mi(n)lijcke uuytsprake vand(er) selv(er) stadt/ om h(ier)af beslicht te sijne dat de voirs(creven) jan sculdich/ sal sijn de beede vanden goed(en) d(air) questie af es opte/ legghen ende te betalen acht(er)volgen(de) sijnd(er) p(rese)ntatie(n)/ ende d(air)af der bedesett(er)s moet te crijgen(e) Ende dat/ p(ar)tien de costen bij hen in des(er) in wersijden geleden/ deen den ande(re)n de hellicht d(air)aff sullen recompense(re)n/ ende dande(re) in wersijden versmelten ende dat oic/ de vorste(r) den voirs(creven) ja(n)ne halff de costen bij hem/ gehaven vand(en) selven ja(n)ne wedergeven sall/ Es voirt den selven meye(r) geseecht die de/ voirs(creven) ombehoirlijcke woirde ontkinde hem bijd(en)/ voirs(creven) janne opgeleecht in cleynich(eiden) als voire/ dat hij he(m) dier gelijcker manie(re)n verdroege oft/ de stadt soude in dien moete(n) versien als zij ten/ ond(er)houden(e) vand(en) rechte vand(er) selv(er) stadt bevi(n)d(en)/ soud(en) behoiren(de) In cons(ili)[o] opidi aprilis xix
//
zijnen p(er)soen hadden doen houden ende co(m)me(re)n voe(r)/ de voirs(creven) beede ende al mocht hij die gep(rese)nteert hebbe(n)/ soe en hadde hijse niet betaelt Sustine(re)nde alsoe/ wel gefundeert te sijne ende dat de voirs(creven) jan/ d(air)enboven toegeseecht en(de) geloeft hadde ongepoirtert/ en(de) ongevrijdt de costen vand(en) vroenten en(de) and(er)ssins/ te betalen p(rese)nte(re)nde in wersijd(en) thoon van hue(re)n/ v(er)meten(en) pointen voirs(creven) Es bijd(en) wet uuytgesproken/ nae dien deselve p(ar)tien in wersijden hen gesubmitteert/ hebben inde mi(n)lijcke uuytsprake vand(er) selv(er) stadt/ om h(ier)af beslicht te sijne dat de voirs(creven) jan sculdich/ sal sijn de beede vanden goed(en) d(air) questie af es opte/ legghen ende te betalen acht(er)volgen(de) sijnd(er) p(rese)ntatie(n)/ ende d(air)af der bedesett(er)s moet te crijgen(e) Ende dat/ p(ar)tien de costen bij hen in des(er) in wersijden geleden/ deen den ande(re)n de hellicht d(air)aff sullen recompense(re)n/ ende dande(re) in wersijden versmelten ende dat oic/ de vorste(r) den voirs(creven) ja(n)ne halff de costen bij hem/ gehaven vand(en) selven ja(n)ne wedergeven sall/ Es voirt den selven meye(r) geseecht die de/ voirs(creven) ombehoirlijcke woirde ontkinde hem bijd(en)/ voirs(creven) janne opgeleecht in cleynich(eiden) als voire/ dat hij he(m) dier gelijcker manie(re)n verdroege oft/ de stadt soude in dien moete(n) versien als zij ten/ ond(er)houden(e) vand(en) rechte vand(er) selv(er) stadt bevi(n)d(en)/ soud(en) behoiren(de) In cons(ili)[o] opidi aprilis xix
Nagekeken door: Walter Winnelinckx
Moderator: Walter Winnelinckx
Laatste update:: 2018-03-23 door The Administrator