Den dach van rechte op heden dienen(de) inde banck/ voir meye(r) en(de) scepen(en) van loeven(en) tusschen gheerde/ speelmans als geleyt totte(n) goed(en) arnts van rode ende/ peet(er)s traese hebben deselve gheert t(er) eenre en(de) pet(er)/ als procur(eur) der kinde(re) van wilre t(er) ande(re) den selve(n)/ dach uuytgestelt en(de) gecont(inueert) tot op van morgen in/ xiiii nachten naistc(omende) om alsd(oen) te dienen op dats p(ar)tie(n)/ niet en ov(er)come(n) gelijc dien op heden gedie(n)t soude hebbe(n) cor(am)/ beert cav(er)chon aug(usti) xxvi