Den dach van rechte op heden dienen(de) voe(r) den/ raide vand(er) stadt tusschen henr(icke) cortten t(er) eenre/ tegen willem(me) eyndepoel ende janne meys als/ scepen(en) vand(er) banck van caggevenne t(er) ande(r)/ zijden hebben de selve p(ar)tien gecont(inueert) ende uuyt/ gestelt tot van heden in drie weken naistcomen(de)/ om alsdan te dienen gelijc dien op heden gedie(n)t/ soude hebben Ende d(aer)entinden hebben oic de/ selve henr(ic) cortten ende pauwel steeken gheheete(n)/ lathouwe(re) de sake tussche(n) hen hangen(de) inde banck/ van caggevenne gestat[u]eert totten selve(n) tijde en(de)/ geloeft bynne(n) den selve(n) tijde tegen malcande(re)n/ niet te p(ro)cede(re)n inde selve banck cor(am) a(m)bob[(us)]/ burg(imagis)[tr(is)] et plu(r)ib[(us)] aliis de (con)s(ili)[o] septembr(is) xxiii