SAL7390, Akte: V°193.3-V°194.1 (330 van 782)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte V°193.3-V°194.1  
Act
Datum: 1496-12-02

Transcriptie

2021-09-06 door Karel Embrechts
Tusschen willem(me) van ov(er)wynghe alh(ier) bescreve(n)/
hebben(de) als poirte(r) de bedesett(er)s van libbeke om/
ger(e)stitueert te hebben(e) zijn beesten die zij hem
//
hadden doen afpanden voe(r) trest van twee rinsg(ulden)/
die zij hem eyschten boven de drie rinsgulden(en) bij/
hem betailt van seke(re)n beden ons gened(ichs) he(re)n insgel(ijx)/
vanden peyse van danebroeck en(de) and(er)ssins t(er) eender/
en(de) janne moens thielchelbecke(r) en(de) janne brabants/
als bedesetters sdorps van libbeke voirs(creven) t(er) and(er) zijd(en)/
Aldair de selve willem sustineerde die pa(n)dinge/
tonrecht gesciet te zijne ende dat hij bellicx mette(n)/
drie rinsgulden(en) voirs(creven) bij hem betaelt gestaen/
soude nae gelegentheyt van zijne(n) goeden t(er) (con)t(ri)butie(n)/
staen(de) die hij geven soude yeman(de) diese ae(n)sto(n)den/
voe(r) seven mudden corens en(de) seven rinsgulden(en) erff(elijc)/
Te voirde(r) want hij was woenachtich bynne(n) des(er)/
stad en(de) gewoent hadde alh(ier) zeder halfm(er)te lestleden/
h(er)weerts Dair tegen de selve beedesetters allege(re)nde/
de (contra)rie seyden al mocht hij zed(er) halfm(er)te lestleden/
h(ier) gewoent hebben en(de) ter (con)t(ri)butien ass(isen) maelgelde scote/
en(de) lote alhier gestaen hebben soe was die beede/
d(aer) zij hem op setten gedragen(de) vijff rinsg(ulden) dair/
hij plach te geven vii als hij dair woende geco(n)se(n)teert/
die wijle hij dair noch woende Insgelijcx soe/
woende hij dair oick ten tijde vanden peyse van da/
nebroucq ende dat meer was woende hij d(aer) noch/
als so(m)mige t(er)mijne(n) in dien v(er)schenen wae(re)n wair/
bij zij sustineerd(en) dat hij soude schuldich sijn te vol/
maken(e) de voirs(creven) vijff rinsg(ulden) bij hen geeyscht Te/
voirde(r) oick want hij des(er) somer dair gehadt hadde/
en(de) noch hadde seke(r) beesten die gebruyct hadd(en) wat(er)/
en(de) weye Dair tegen willem replice(re)nde seyde/
dat dat bewint see(r) sober was en(de) alsulck niet/
dat hij d(aer) o(m)me bellix soe swairlijc ind(er) (con)t(ri)butien/
gelast soude wordden Te voirde(r) want inde stadt/
van zijne(n) bewinde dat hij dair plach te hebben
//
hadde hij dair op zijn hoefkens twee wynnen/
die van hue(re)n bewinde ende bedrive met hen (con)t(ri)/
bueerden met meer allegatien in wed(er)sijd(en) op gedaen/
Es uuytgesproken bij den raide vand(er) stadt dat de/
voirs(creven) willem van des voirschenen mach zijn van/
beden ons genad(ichs) he(re)n oft and(er)s voe(r) ende eer hij/
alh(ier) es comen woenen van zijne(n) verloefden ende/
onvrijd(en) goeden dair aff hij t(er) beeden gestae(n) heeft/
(con)t(ri)bue(re)n sal met en(de) gelijc den ande(re)n ingeseten(en)/
vand(en) dorpe nae gelegenth(eit) en(de) de weerde vand(en)/
selve(n) zijnen onvrijd(en) goeden ende des zeder van/
dien gevallen is oft vallen sal sal hij gestaen/
te betalen(e) gelijc eene(n) ingeseten(e) van des(er) stadt/
in (con)s(ili)[o] op(idi) p(rese)ntib(us) abs(oloens) zande burg(imagis)[tr(is)] et plu(r)ibus/
aliis de (con)silio decembr(is) s(e)c(un)da
Nagekeken doorkristiaan magnus
ModeratorGreet Stevens
Laatste update:: 2017-04-18 door Xavier Delacourt