SAL7390, Akte: V°256.2-R°257.1 (435 van 782)
Akte V°256.2-R°257.1
Act
Datum: 1497-01-12
Transcriptie
2018-11-26 door Karel EmbrechtsWant wout(er) van quaderebbe als geleydt nae/
des(er) stadt recht voir zijn wettich gebreck/
uuyt crachte van scepen(en) br(ieven) van loeven(en) tot/
allen den goeden beyde have en(de) erve henr(ix)/
wijlen van leeuwe en(de) jans wijle(n) van leeuwe
//
zijns vad(er)s soe wair die gelegen zijn hem met/ br(ieven) van des(er) stadt gescreven aenden meye(r) van vil/ voirden oft zijne(n) stadhoude(r) te quaderebbe alle/ de selve goede behoirlijc heeft doen leve(re)n ende/ den kynde(re)n ende hue(r) ma(m)boirs vand(en) voirs(creven) wijle(n)/ he(n)r(icke) van leeuwe dach van rechte te comp(ar)e(re)n/ alh(ier) inde banc voir meye(r) en(de) scepen(en) doen besceyd(en)/ oft zij hen d(aer) tegen hadden willen oppone(re)n Ald(aer)/ zij op heden als ten daige van rechte d(aer) toe dienen(de)/ niet gecomp(ar)eert en zijn noch p(ro)cur(eur) van hue(re)nt wege(n)/ den voirs(creven) geleydd(en) comp(ar)e(re)nde ende trecht voirts/ versueken(de) soe v(er)re dat de scepen(en) van loeven(en)/ t(er) manissen smeyers nae dat hen behoirlijc geblek(en)/ heeft bij rappoirte baud(ewijns) bellens des(er) stadt bode/ tvoirs(creven) exploit behoirlijc gesciet te zijne gewesen/ hebben met vo(n)nisse wair de wed(er)p(ar)tie vand(en)/ voirs(creven) geleydd(en) niet en comp(ar)eert voe(r) den opstaen(en)/ smeyers ende der scepen(en) datmen den selven/ geleyd(en) vand(en) voirs(creven) goeden houden soude inde macht/ van zijne(n) beleyde scepen(en) bri(even) ende leveri(n)gen alsoe/ verre alst noch voir scepen(en) comen is in scampno/ januarii xii
//
zijns vad(er)s soe wair die gelegen zijn hem met/ br(ieven) van des(er) stadt gescreven aenden meye(r) van vil/ voirden oft zijne(n) stadhoude(r) te quaderebbe alle/ de selve goede behoirlijc heeft doen leve(re)n ende/ den kynde(re)n ende hue(r) ma(m)boirs vand(en) voirs(creven) wijle(n)/ he(n)r(icke) van leeuwe dach van rechte te comp(ar)e(re)n/ alh(ier) inde banc voir meye(r) en(de) scepen(en) doen besceyd(en)/ oft zij hen d(aer) tegen hadden willen oppone(re)n Ald(aer)/ zij op heden als ten daige van rechte d(aer) toe dienen(de)/ niet gecomp(ar)eert en zijn noch p(ro)cur(eur) van hue(re)nt wege(n)/ den voirs(creven) geleydd(en) comp(ar)e(re)nde ende trecht voirts/ versueken(de) soe v(er)re dat de scepen(en) van loeven(en)/ t(er) manissen smeyers nae dat hen behoirlijc geblek(en)/ heeft bij rappoirte baud(ewijns) bellens des(er) stadt bode/ tvoirs(creven) exploit behoirlijc gesciet te zijne gewesen/ hebben met vo(n)nisse wair de wed(er)p(ar)tie vand(en)/ voirs(creven) geleydd(en) niet en comp(ar)eert voe(r) den opstaen(en)/ smeyers ende der scepen(en) datmen den selven/ geleyd(en) vand(en) voirs(creven) goeden houden soude inde macht/ van zijne(n) beleyde scepen(en) bri(even) ende leveri(n)gen alsoe/ verre alst noch voir scepen(en) comen is in scampno/ januarii xii
Nagekeken door: kristiaan magnus
Moderator: kristiaan magnus
Laatste update:: 2017-04-19 door Xavier Delacourt