SAL7391, Akte: R°113.2-V°113.1 (189 van 705)
Akte R°113.2-V°113.1
Act
Datum: 1497-10-05
Transcriptie
2021-03-04 door Jos JonckheerWant arnoldus van vroenhove(n) als p(ro)cur(eur) vrouwe(n)/
katlijne(n) van oppendorp wed(uw)[e] he(re)n jans wijle(n) van beloys/
ridders geleyt zijnde nae des(er) stadt recht voir zijn/
wettich gebreck uuyt crachte van scepen(en) br(ieven) van loeven(e)/
tot allen den goeden beyde have ende erve jans wijle(n)/
otten soe wair die gelegen zijn hem met br(ieven) van des(er)/
stadt gescreven aenden meye(r) van halen oft zijne(n) stadhoude(r)
//
alle de selve goede behoirlijc heeft doen leve(re)n ende/ besundert alsulken drie chijsgulden(en) als hubrecht frene(n)/ d(air)af gecocht heeft staende op zijn huyse en(de) hoff gelegen/ te halen achter de moelen It(em) xv oude groote die jan/ mafraets d(air)af gecocht heeft staende opde goede jans/ struvens It(em) iii(½) zillen lants opt duyfhuys velt gelege(n)/ en(de) noch (½) zille lants belegen opde rijsbeemde die ph(ilip)s/ der neven d(air)af gecocht heeft It(em) ix oude grooten/ die oec vand(en) selve(n) goeden v(er)cocht zijn staende op/ sinte a(n)nen beempt It(em) i(½) zille lants gelege(n) opt duyf/ huys velt die de wed(uw)[e] inden pelgrym te dieste d(air)af/ oic gecocht heeft It(em) (½) boend(er) gelegen opt velpervelt/ dat jan vand(er) lueken d(air)af oic gecocht heeft It(em)/ i(½) zille opt selve velt dat arndt wachte(n)donck/ d(air)aff oec gecocht heeft Item drie zillen gelegen/ aenden noelsbosch die jan alarts d(air)af oic gecocht/ heeft Ite(m) drie zillen belegen opt eeckervelt die/ cornelijs caughiete(re) tot diest d(air)aff oick gecocht/ heeft It(em) vijf vie(re)ndeelen belegen opt yservelt/ dye arnt vorsters d(air)aff gecocht heeft ende [alle] den/ voirs(creven) p(er)soenen dach van rechte te comp(ar)e(re)n alh(ier)/ inde banck voe(r) meye(r) ende scepen(en) van loeven(e) doen/ besceyden oft zij hen d(air)tegen hadden willen oppone(re)n/ Ald(air) zij op heden als ten daige van rechte d(air)toe/ dienen(de) niet gecomp(ar)eert en zijn noch niema(n)t van/ hue(re)nt wegen den voirs(creven) geleydden comp(ar)e(re)nde en(de)/ trecht voirts v(er)sueken(de) soe v(er)re dat de scepen(en)/ van loeven(e) t(er) manissen smeyers nae dat hen behoirl(ijc)/ gebleken heeft bij rappoirte gielijs eveloege des(er)/ stadt bode tvoirs(creven) exploit gesciet te zijne gewesen/ hebben voir een vo(n)nisse wair de wed(er)p(ar)tie va(n)d(en)/ voirs(creven) geleydde(n) niet en comp(ar)eert voe(r) den opstaen(e)/ smeyers ende der scepen(en) datmen de(n) selve(n) geleydden/ vanden voirs(creven) goeden houden soude inde/ macht van zijne(n) beleyde scepen(en) br(ieven) ende leve/ ringen alsoe v(er)re alst noch voir scepen(en) comen es in/ sca(m)pno oct(obris) v[ta]
//
alle de selve goede behoirlijc heeft doen leve(re)n ende/ besundert alsulken drie chijsgulden(en) als hubrecht frene(n)/ d(air)af gecocht heeft staende op zijn huyse en(de) hoff gelegen/ te halen achter de moelen It(em) xv oude groote die jan/ mafraets d(air)af gecocht heeft staende opde goede jans/ struvens It(em) iii(½) zillen lants opt duyfhuys velt gelege(n)/ en(de) noch (½) zille lants belegen opde rijsbeemde die ph(ilip)s/ der neven d(air)af gecocht heeft It(em) ix oude grooten/ die oec vand(en) selve(n) goeden v(er)cocht zijn staende op/ sinte a(n)nen beempt It(em) i(½) zille lants gelege(n) opt duyf/ huys velt die de wed(uw)[e] inden pelgrym te dieste d(air)af/ oic gecocht heeft It(em) (½) boend(er) gelegen opt velpervelt/ dat jan vand(er) lueken d(air)af oic gecocht heeft It(em)/ i(½) zille opt selve velt dat arndt wachte(n)donck/ d(air)aff oec gecocht heeft Item drie zillen gelegen/ aenden noelsbosch die jan alarts d(air)af oic gecocht/ heeft Ite(m) drie zillen belegen opt eeckervelt die/ cornelijs caughiete(re) tot diest d(air)aff oick gecocht/ heeft It(em) vijf vie(re)ndeelen belegen opt yservelt/ dye arnt vorsters d(air)aff gecocht heeft ende [alle] den/ voirs(creven) p(er)soenen dach van rechte te comp(ar)e(re)n alh(ier)/ inde banck voe(r) meye(r) ende scepen(en) van loeven(e) doen/ besceyden oft zij hen d(air)tegen hadden willen oppone(re)n/ Ald(air) zij op heden als ten daige van rechte d(air)toe/ dienen(de) niet gecomp(ar)eert en zijn noch niema(n)t van/ hue(re)nt wegen den voirs(creven) geleydden comp(ar)e(re)nde en(de)/ trecht voirts v(er)sueken(de) soe v(er)re dat de scepen(en)/ van loeven(e) t(er) manissen smeyers nae dat hen behoirl(ijc)/ gebleken heeft bij rappoirte gielijs eveloege des(er)/ stadt bode tvoirs(creven) exploit gesciet te zijne gewesen/ hebben voir een vo(n)nisse wair de wed(er)p(ar)tie va(n)d(en)/ voirs(creven) geleydde(n) niet en comp(ar)eert voe(r) den opstaen(e)/ smeyers ende der scepen(en) datmen de(n) selve(n) geleydden/ vanden voirs(creven) goeden houden soude inde/ macht van zijne(n) beleyde scepen(en) br(ieven) ende leve/ ringen alsoe v(er)re alst noch voir scepen(en) comen es in/ sca(m)pno oct(obris) v[ta]
Nagekeken door: Walter Winnelinckx
Moderator: Walter Winnelinckx
Laatste update:: 2017-05-16 door Xavier Delacourt