Naen dien jan goirdt vrancx sone als porte(r)/ van deser stadt ende met brieven vand(er) selv(er) stadt/ gescreven aenden scouth(eit) ende scepen(en) van asten hen
//
heeft doen versueken hem te restitue(re)n alsulke/ haeffel(ijcke) goede als de selve scouth(eit) ende scep(enen) hem/ hadde(n) doen afpanden en(de) soe v(er)re zij hem yet eysschen/ wouden dat zij dat quame(n) doen alh(ier) voe(r) meye(re) en(de)/ scepen(en) d(air) hij gevrijdt was tot eene(n) seke(re)n daige/ hen d(air)toe gep(re)figeert D(air)op de selve scouth(eit) en(de) scep(enen)/ alh(ier) in rechte comp(ar)e(re)nde ten dage d(air)toe dienen(de)/ hebben gesustineert gem(er)ct dat de sake d(air) voe(r) zij/ den poirte(r) gepant hadden aengaen(de) ghinck gebuerlike(n)/ rechte van waken(e) tegen de vianden slants van gelre/ navolgen(de) seke(re)n ordina(n)tien d(air)af gemaict bijd(er) stad/ vand(en) bossche d(air)ond(er) zij liggen(de) zijn ende t(er) causen/ van dien zij hem drie stuv(er)s eens heysschen(de) wa(r)en/ alse voe(r) seke(re) penen bij hem in dien (contra)rie der/ voirs(creven) ordina(n)tien gebruect dat zij van des(er) saken/ gere(n)voieert souden wordden D(air)tegen de poirte(r)/ r(e)plice(re)nde hoepte neen te voirde(r) want zij hem/ soe hij seyde ald(air) recht geweyg(er)t hadden Es/ gewesen t(er) manissen smeyers dat zij de sake/ en(de) p(ar)tien v(er)sonden ten gerichte van asten van/ d(air) zij comen wa(r)en in des(en) v(er)sien dat zij den porte(r)/ in dien opdat hijt v(er)socht trecht vand(er) banc ald(air)/ souden doen gescieden in sca(m)pno maii viii