Allen den genen dat cornel(ijs) roelofs en(de) jouffr(ouwe)/ katlijne vand(er) lynde(n) sijn huysvr(ouwe) in p(rese)ntia hebbe(n)/ geconst(itueert) (et)c(etera) meeste(re)n goirde godevarts geheete(n)/ van hakendevel om inden name ende van wegen/ der voirs(creven) gehuyssche(n) overmits dien dat de voirs(creven) jouffr(ouwe)/ ka(tli)[ne] huer(er) leden o(n)mechtich zijnde selve in p(er)sone sgheens/ des naebescreve(n) steet niet vueghlijc gedoen en soude/ co(n)nen te comp(ar)e(re)n voe(r) de scepen(en) en(de) wethoude(re)n der/ stadt van vilvoirde(n) ende ald(air) behoirlijc en(de) nae recht/ vand(er) selver stadt op te dragen een half croene erffelijc/ die zij noch hebbe(n) ende heffen(de) zijn opde stadt van vil/ voirden vanden vii(½) croene(n) erffelijc staen(de) opde selve/ stadt van vilvoirden d(air)aff de voirs(creven) cornelijs roelofs/ en(de) sijn huysvr(ouwe) de seven croene(n) erff(elijc) onlancxleden over/ gegoedt hebben diericke(n) van aelst ende ande(re)n sijne(n)/ medekercmeeste(re)n van vilvoirden tot behoef vand(er)/ kercke(n) ende vand(er) selv(er) (½) croene(n) erff(elijc) voirs(creven) tot behoef/ vander voirs(creven) kercken van vilvoirde(n) behoirlijck te/ renu(n)cie(re)n worpen ende v(er)thijden ende de kercmeest(er)s/ vand(er) voirs(creven) kercke(n) tot behoef der selv(er) behoirl(ijc)/ d(air)inne te goeden en(de) te vestige(n) met alle(n) solemp/ niteyte(n) van rechte d(air)toe voird(er) naed(er) selver/ stadt recht van vilvoirde(n) dienen(de) ende behoe(re)nde/ Ende voirtmeer d(air)inne ende des dien e(n)nichss(ins)/ aencleven mach voede(r) te doene al tgene dat de/ voirs(creven) gehuyssche(n) selve doen ende vorde(re)n soude/ moegen wairt dat sij selve ald(air) p(re)sent ende/ voir oegen wa(r)en oft gesijn consten promitt(entes) rat(um)/ prout cor(am) vos rosme(re) octobr(is) xxiii