SAL7391, Akte: V°304.2-R°305.1 (536 van 705)
Akte V°304.2-R°305.1
Act
Datum: 1498-03-15
Transcriptie
2021-08-03 door Jos JonckheerWant tgodshuys van ons(er) liev(er) vrouwe(n) van puethy/
bij vilvoirden uuyt crachte van scepen(en) br(ieven) van loeven(e)/
een(e) wijle gepasseert houden(de) en(de) besitten(de) is seke(re)n erf/
chijs nae bescreven aen en(de) op seke(re) goede en(de) onderpande/
h(ier) nae v(er)clairt vallen(de) jairlijcx te derthie(n)messe te weten(e)/
yerst twee gouden(en) pe(n)ni(n)gen geheete(n) clinckarts te xiiii/
stuv(er)s tstuck en(de) drie pleccken brab(ants) voe(r) elken stuv(er)s/
ge(re)kent erffelijc aen en(de) op een huys en(de) hof mette(n)/
lande boeg(ar)de weyen en(de) den toebehoirten jans van/
daelhem al(ia)s hoemake(re) houden(de) tsamen tsamen een/
boend(er) oft d(air)omtrint gelegen inde p(ro)chie van opvelpe/
t(er) plaetssen geheete(n) nyeuheyde tussche(n) de goede/
henricx vande(n) berge al(ia)s pauwels en(de) bertelmeeus/
tuts It(em) noch eene(n) gelijcken clinckart erffelijc aen
//
ende op een huys ende hoff metten lande en(de)/ boeg(ar)de en(de) allen den toebehoirten houden(de) een half/ boender luttel myn oft meer des voirs(creven) bartel(meeuse)/ tuts gelegen aldair tusschen de goede jans van/ daelhe(m) t(er) eenre en(de) de goede lijsbetthe(n) shanen wed(uw)[e]/ jans wijlen mu(n)te(re) t(er) ande(r) zijd(en) It(em) twee gelijcke/ clinckarts erff(elijc) aen en(de) op een huys en(de) hoff metten/ boeg(ar)de beemde ende den toebehoirten der voirs(creven)/ lijsbetthen shanen houden(de) i(½) boend(er) luttel myn oft/ meer gelegen ald(air) tussche(n) de goede des voirs(creven)/ bertel(meeuse) t(er) eenre ende de vroente geheeten bruel t(er)/ t(er) ande(r) zijden claes vand(en) borch als p(ro)cur(eur) des/ voirs(creven) godsh(uys) hem met brieven van des(er) stadt gescreve(n)/ aenden meye(r) van opvelpe oft zijne(n) stadthoudere/ alle [de] selve goede ende onderpande behoirl(ijc) heeft/ doen leve(re)n ende den voirs(creven) bertelmeeuse tuts/ en(de) woute(re)n de pape dach van rechte te co(m)p(ar)e(re)n/ alh(ier) inde banck voe(r) meye(r) ende scepen(en) van loeven(e)/ doen besceyden oft zij hen d(air)tegen hadden willen/ oppone(re)n Aldair zij op heden als ten daige van/ rechte d(air)toe dienen(de) niet gecomp(ar)eert en zijn/ noch niemant van hue(re)n wegen den voirs(creven) p(ro)cur(eur)/ comp(ar)e(re)nde ende trecht voirts versueken(de) soe v(er)re/ dat de scepen(en) van loeven(e) t(er) manissen smeyers/ nae dat hen behoirlijc gebleken heeft bij rappoirte/ gielis everloge des(er) stadt bode tvoirs(creven) exployt/ gesciet te zijne gewesen hebben voir een vo(n)nisse/ wair de wed(er)p(ar)tie vand(en) voirs(creven) godsh(uyse) niet en/ comp(ar)eert voe(r) den opstaen(e) smeyers ende der scepen(en)/ datmen den selve(n) godsh(uyse) houden soude inde macht/ van hue(re)n scepen(en) br(ieven) en(de) leveri(n)gen alsoe verre/ alst noch voir scepen(en) comen is in scampno m(ar)cii/ xv
//
ende op een huys ende hoff metten lande en(de)/ boeg(ar)de en(de) allen den toebehoirten houden(de) een half/ boender luttel myn oft meer des voirs(creven) bartel(meeuse)/ tuts gelegen aldair tusschen de goede jans van/ daelhe(m) t(er) eenre en(de) de goede lijsbetthe(n) shanen wed(uw)[e]/ jans wijlen mu(n)te(re) t(er) ande(r) zijd(en) It(em) twee gelijcke/ clinckarts erff(elijc) aen en(de) op een huys en(de) hoff metten/ boeg(ar)de beemde ende den toebehoirten der voirs(creven)/ lijsbetthen shanen houden(de) i(½) boend(er) luttel myn oft/ meer gelegen ald(air) tussche(n) de goede des voirs(creven)/ bertel(meeuse) t(er) eenre ende de vroente geheeten bruel t(er)/ t(er) ande(r) zijden claes vand(en) borch als p(ro)cur(eur) des/ voirs(creven) godsh(uys) hem met brieven van des(er) stadt gescreve(n)/ aenden meye(r) van opvelpe oft zijne(n) stadthoudere/ alle [de] selve goede ende onderpande behoirl(ijc) heeft/ doen leve(re)n ende den voirs(creven) bertelmeeuse tuts/ en(de) woute(re)n de pape dach van rechte te co(m)p(ar)e(re)n/ alh(ier) inde banck voe(r) meye(r) ende scepen(en) van loeven(e)/ doen besceyden oft zij hen d(air)tegen hadden willen/ oppone(re)n Aldair zij op heden als ten daige van/ rechte d(air)toe dienen(de) niet gecomp(ar)eert en zijn/ noch niemant van hue(re)n wegen den voirs(creven) p(ro)cur(eur)/ comp(ar)e(re)nde ende trecht voirts versueken(de) soe v(er)re/ dat de scepen(en) van loeven(e) t(er) manissen smeyers/ nae dat hen behoirlijc gebleken heeft bij rappoirte/ gielis everloge des(er) stadt bode tvoirs(creven) exployt/ gesciet te zijne gewesen hebben voir een vo(n)nisse/ wair de wed(er)p(ar)tie vand(en) voirs(creven) godsh(uyse) niet en/ comp(ar)eert voe(r) den opstaen(e) smeyers ende der scepen(en)/ datmen den selve(n) godsh(uyse) houden soude inde macht/ van hue(re)n scepen(en) br(ieven) en(de) leveri(n)gen alsoe verre/ alst noch voir scepen(en) comen is in scampno m(ar)cii/ xv
Nagekeken door: Walter Winnelinckx
Moderator: Walter Winnelinckx
Laatste update:: 2017-05-17 door Xavier Delacourt