Op alsulke(n) geschille(n) en(de) differe(n)te(n) als gecome(n) zij(n) bijde(n)/ raide vand(er) stadt tusschen willem(me) van assche als lieuten(ant)/ m(ijns) he(re)n smeyers van loeven(e) inde(n) name vand(er) zelv(er) officie(r)/ ae(n)legge(r) t(er) eende(re) en(de) m(er)ten bubbele(re) molde(r) t(er) ande(r) zijd(en)/ ald(air) de voirs(creven) officier te kynne(n) gaf hoe dat hij den/ voirs(creven) m(er)ten(e) hadde gecale(n)geert in twee pointe(n) te/ weten(e) dat hij navolgen(de) der ordinan(cien) vand(er) stadt niet
//
en stelde eene(n) stechuerde(r) als dat behoirde en(de) ten ande(re)n/ dat hij zijn compositie mette(n) pechteners vanden maelgelde/ gemaict hadde aengaen(de) zijnd(er) sliti(n)ge van backen(en) bynne(n)/ zijnen huyse en(de) familie d(air)af zoe hij sustineerde de/ selve m(er)ten hem soude moete(n) cle(re)n vande(n) tijde als/ ande(re) ingeseten(en) nae uuytwijsen der ordinan(cien) vande(n)/ maelgelde p(rese)nte(re)nde in des(en) thoen zoe v(er)re m(er)ten/ dit ontkinde hoopen(de) wair hij op zijns v(er)mets/ volquame dat hij sculdich soude zijn op te legge(n) de/ kue(re)n inde selve ordinan(cien) beg(re)pen Dair tegen de voirs(creven)/ m(er)ten hem v(er)antwerden(de) heeft geseet dat hij hoepte dat/ de voirs(creven) off(ic)ier aen hem niet en soude conne(n) gec(ri)ge(n)/ de voirs(creven) kue(re)n ende bezu(n)d(er)t ierst aengaen(de) den/ stechuerders scape gem(er)ct dat de wethouders in tijde(n) voir/ leden(en) vande(n) molders geadv(er)teert zijnde dat zij de selve/ stechuerders niet en soude(n) conne(n) onderhoude(n) navolgen(de)/ der voirs(creven) ordinan(cien) zij en soude(n) hen moelen moete(n) hebbe(n)/ late(n) staen en(de) in die(n) huer(er) neri(n)ge(n) v(er)dorve(n) zijn geweest/ bijde(n) welke(n) de selve wethouders vanden tijde(n) voirlede(n)/ en(de) die nu zijn moege(n) d(air)mede hadde gelede(n) mette(n) selve/ molders hem des gedragen(de) totte(n) selve(n) wethouders en(de)/ zoe v(er)re dat aenghinck zijne(n) maelgelde van zijnd(er)/ sliti(n)g(e) van zijnd(er) familie en hadde hij tselve noot/ v(er)steken mair hadde van tijde te tijde vii mae(n)den/ vi weke(n) oft and(er)ss(ins) want zij he(m) maelli(n)g(e) niet/ t(er) wage(n) en bri(n)ge(n) mette(n) selve(n) pechteners ov(er)come(n)/ en(de) hoepte want die ov(er) hem niet geclaecht en hadde(n)/ een doffic(ie)r hem h(ier)af gecalengeert mocht hebbe(n) ende/ hij te vo(r)en vanden selve(n) pechtene(re)n ontbode(n) zijnde/ in die(n) ov(er)come(n) was dat hij van al ongeschonden
//
soude zijn en(de) dat de voirs(creven) meye(r) hem selve(n) in desen/ ondewijsen soude hem ongemoet te laten nae den/ welken de wethouders gehoirt hebben(de) dbescheyt en(de)/ thoen vanden voirs(creven) offic(ie)r d(air)toe dienen(de) ende oic op/ al gelet d(air) in des(en) op te lette(n) was es gewesen/ en(de) uuytgesproken voir recht bijde(n) selve(n) dat de/ voirs(creven) offic(ie)r met zijne(n) voirnemen(e) opde(n) voirscr(even)/ m(er)ten(e) v(er)doolt was Actu(m) in (con)s(ili)[o] opidi cor(am) crol/ burg(imagistr)[o] borch rosme(er) vos scab(inis) h(er)meys borch ...?/ et plu(r)ibus aliis de cons(ilio) junii xxii