Vander questien gecomen bijden raide vand(er) stadt tussche(n)/ g(er)trud(en) boens docht(er) wijlen henr(ix) machiels inden name/ van henr(icke) machiels hue(re)n brued(er) ende lijsbetthe(n) diemen/ heet stoel t(er) ande(re) als van eene(n) ombejairden kinde hen/ beyden toebehoeren(de) d(aer) af de voirs(creven) moed(er) sustineerde ende/ hielt dat de vader afnemen soude te voirde(r) want/ zij een ande(r) hue(re)r beyder kint gehouden hadde dwelc/ aflivich was wordden ende alsoe hoepte zij d(aer)af ongehoud(en)/ te zijne D(aer)tegen de voirs(creven) g(er)truyt bone sustineerde/ de (contra)rie nemen(de) dbekynnen van hue(re)r wed(er)p(ar)tien te bate(n)/ te weten(e) dat tkint aflivich was en(de) dat zij alsoe als/ ongehoudde p(er)sone(n) in wed(er)sijd(en) den last dragen soud(en)/ Es get(er)mineert en(de) uuytgesproken bijd(er) wet op al gelet/ zijnde dat de voirs(creven) lijsbeth als moed(er) mede den/ last t(er) gelijckerhant vand(er) voesteri(n)g(en) en(de) ond(er)houding(en)/ vand(en) kinde den last half dragen sal en(de) henr(ic) de/ vader dand(er) hellicht besundert vanden tijde voirts dat/ dand(er) kint aflivich wordde(n) is in (con)s(ili)[o] opidi febr(uarii) xvi