SAL7392, Akte: V°275.2-R°276.1 (499 van 688)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte V°275.2-R°276.1  
Act
Datum: 1499-03-12

Transcriptie

2020-11-24 door Karel Embrechts
Vander questie(n) geport voe(r) den raide vand(er) stadt tussche(n) jacoppe(n)/
cam(er)mans t(er) eende(r) en(de) lod(ewijcke) speelberchs scepman t(er) ande(re) van vi r(ins)g(ulden)/
en(de) ix st(uvers) oft d(air)omtr(int) t(er) goed(er) rekeni(n)g(en) die den selven jacoppe/
quamen als erfg(ename) van wijle(n) zijne(n) vad(er) uuyt saken van seke(re)n vout/
colen die de selve lod(ewijc) vercocht hadde den selve(n) zijne(n)/
vader toebeh(oerende) endee tgelt d(air) af ontfangen soe de selve jacop/
dat p(rese)nteerde te bewijsen oft hem ontkint wordde ende/
want de selve lod(ewijc) dair af noch in gebreke was/
soe v(er)socht hij d(air)af betaelt te wordden D(air) tegen lod(ewijc)/
antw(er)den(de) seyt dat hij div(er)se vrachten en(de) reysen/
pijn ende arbeyden voe(r) den selven wijle(n) zijne(n) vader/
gedaen hadde gedragen(de) tot seke(re)n so(m)men van pe(n)ni(n)gen/
dair voe(r) hij den selven jacoppe hadde beclaeght/
ende heden hadde men gedinght des neen aen/
gesproken soude hebben versueken(de) uuytstel van tant/
werden(e) op jacops heysch voirs(creven) tot dat jan van/
udekem sijn voirspreke die hem hier op dienen/
soude moeghen bijd(er) hant wae(r) gelijck jacops/
voirspreke was ten ynde dat hij hem/
raidde ende oick zijn woirt vue(re)n mocht/
Teghen dwelck replice(re)nde seyde dat/
hij wae(r) een man van buyten hij hadde/
lodewijcke(n) ontboden te meer malen eer hij/
e(n)nige clachte op hem hadde gedaen en(de)/
alsoe meynde hij wair lod(ewijc) hier niet en/
antw(er)de op zijne(n) eysch met kynnen ontkynnen/
oft and(er)ssins dat hem zijne(n) eysch aengetermineert/
soude wordden aengaen(de) der clachten op hem gedaen/
moeste hij wel rechts plegen dair ende/
soe dat behoirde Niet te myn want hij jacop/
/ t(er) goeder trouwe(n) ende sonder bedroch voirtgaen/
woude hij p(rese)nteerde oft behoeft borgen te stellen/
voe(r) tselve des hij hem metter clachten afgewi(n)nen/
soude co(n)nen van e(n)nig(er) scult die hem zij(n) vader/
sculdich soude moegen zijn gebleven van pijne/
arbeyde oft and(er)s ut(er)lijc p(er)sisteerde jacop in zijn/
(con)clusie lod(ewijcke) gecondempneert te hebben(e) inde/
betalinge vanden voirs(creven) gehaven(en) pe(n)ni(n)gen oft/
ten mi(n)sten dat hij die namptiseerde en(de) van/
hem dede en(de) stelde ond(er) de wet en(de) totten rechte/
D(air) uut(er)lijc jacop gewijst zijnde op zijne(n) thoen/
in des voirs(creven) steet mits ontkynnen van lod(ewijcke) en(de)/
lod(ewijc) dat hoe(re)nde bekinde genoech van xxvii/
ziste(re)n voutcolen van elken zistere vii(½) st(uvers)/
soe v(er)re dat ut(er)lijck bijden selven raide p(ar)tien uuyt/
gesproken wert dat lodewijck de geeyschte so(m)me/
des voirs(creven) jacops sculdich soude zijn van hem te doen(e)/
en(de) onder de wet te stellen(e) totten rechte nae den ov(er)geven(en)/
desselfs jacops ende vand(er) r(e)co(n)ve(r)tie(n) bij lod(ewijcke) gedaen/
op jacoppe d(aer) voe(r) hij jacoppe(n) beclaeght hadde als/
voe(r) d(air) af soude lod(ewijc) bliven op zijn beloep van rechte/
Act(um) in (con)s(ili)[o] opidi p(rese)ntib(us) rosme(re) burg(imagistr)[o] pynnoc scab(ino)/
hubr(echt) (con)s(ili)[o] et c(er)t(is) aliis m(ar)tii xii
Nagekeken doorkristiaan magnus
Moderatorkristiaan magnus
Laatste update:: 2018-07-16 door The Administrator