SAL7393, Akte: R°171.3-V°171.1 (318 van 692)
Akte R°171.3-V°171.1
Act
Datum: 1499-12-07
Transcriptie
2019-06-20 door helga peetersVander q(ue)stien gecomen bijden raide vander stadt tussche(n)/
der weduwe(n) meest(er)s pet(er)s wijlen gans inden name van/
huer selven en(de) hue(re)n kinde(re)n t(er) eenre en(de) den erfgenamen/
der kinde(re)n desselfs wijlen meest(er) pet(er)s vand(en) voirbedde/
heysschende de voirs(creven) wed(uw)[e] te wordden v(er)nueght van/
alsulken acht rinsgulden(en) lijfpen(sien) als de voirs(creven) kinde(re)/
vand(en) voirbedde te huerw(er)ts gehouden wa(r)en huer/
gevalle(n) te s(in)t jans(mis)s[e] lestleden vand(en) xvi r(ins)g(ulden) lijfpen(sien)/
die de voirkinde(re)n te huerw(er)ts gehoud(en) zijn nae inhout/
den tractate van scepen(en) br(ieven) d(air)af wesen(de) d(air) voe(r) zij/
de selve hadde doen hachten voe(r) tvoldoen van dien/
hopen(de) dat zij inder hachten souden bliven totten/
tijde vand(en) betalingen van dien d(air) op de voirs(creven)/
kinde(re) vand(en) voirbedde seyden dat zij de pe(n)ni(n)gen/
vand(en) voirs(creven) gevallen(en) pachte der voirs(creven) rinten
//
ende des dien aencleefde goetstijts gestelt hadde(n)/ onder wet en(de) de conde d(air)af doen doen der voirs(creven)/ wed(uw)[en] hopen(de) alsoe vand(en) hachten in dien ongehoud(en)/ te zijne te voird(er) oick want de voirs(creven) wed(uw)[e]/ de(n) voirs(creven) scep(enen) br(ieven) van huer(er) zijd(en) niet voldaen/ en hadde in dien dat zij den kinde(re)n vand(en) voir/ bedde seke(re) rinte(n) hadde onthaven hen mette(n) tractate/ aengeseet ende dat van sgheens des naeder/ aflivich(eit) des voirs(creven) meest(er) pet(er)s vand(en) selven/ goeden ende rinten op hen verschenen mochten/ zijn te weten(e) acht pet(er)s aende rinte van lingdorp/ een croene aende rinte van weve(r) en(de) noch seven stuv(er)s/ van seke(re)n chijse aen tcapittel van s(in)[te] pet(er)s die de selve/ wed(uw)[e] oft huer brued(er) aen meest(er) clase de puteo soe/ de voirs(creven) kinde(re) vand(en) yerste(n) bedde seyden gehave(n) hadde/ dwelc de selve weduwe alsoe v(er)re dat den selven/ seve(n) st(uvers) aenghinck ontkinde hopen(de) dat zij d(air)aff/ oic v(er)nueght soude wordden alsoe wel als zij van/ hue(re)n rinten voirs(creven) v(er)nueght woude zijn Es den/ selven p(ar)tien uuytgesproken ende get(er)mineert dat/ aende gesette pe(n)ni(n)gen vand(en) pachte van s(in)[t] jans(mis)s[e]/ voirs(creven) der voirs(creven) wed(uw)[en] gecort sullen wordden/ de voirs(creven) twee yerste p(ar)tien bij huer gehaven/ ende vand(en) derden soe verre bevond(en) wordt dat/ zij oft huer brueder dat gehave(n) hebben dat zij/ insgelijcx d(air)af den selven kinde(re)n vand(en) voirbedde/ contente(re)n sal Ende want de voirs(creven) wed(uw)[e] oick/ seyde seker gebreck te hebben(e) van seke(re) haven/ noch wesen(de) te meldert opt huys die zij oic beg(er)de/ en(de) d(air)toe de erfgename(n) dach name(n) op in goensd(age)/ naistc(omende) om die alsd(an) ov(er) te leve(re)n en(de) alsoe op/ deen zijde en(de) op dand(er) zijde gebreck bevonden wordt/ als dat tvoirs(creven) tractaet in w(er)sijden niet volbracht/ en wordt als voe(r) blijct Soe es insgel(ijcx) duytsprake/ dat de voirs(creven) p(ar)tie(n) de coste(n) vand(er) hachti(n)g(en) half en(de) half/ dragen sullen In (con)s(ili)[o] op(idi) dec(embris) vii[a]
//
ende des dien aencleefde goetstijts gestelt hadde(n)/ onder wet en(de) de conde d(air)af doen doen der voirs(creven)/ wed(uw)[en] hopen(de) alsoe vand(en) hachten in dien ongehoud(en)/ te zijne te voird(er) oick want de voirs(creven) wed(uw)[e]/ de(n) voirs(creven) scep(enen) br(ieven) van huer(er) zijd(en) niet voldaen/ en hadde in dien dat zij den kinde(re)n vand(en) voir/ bedde seke(re) rinte(n) hadde onthaven hen mette(n) tractate/ aengeseet ende dat van sgheens des naeder/ aflivich(eit) des voirs(creven) meest(er) pet(er)s vand(en) selven/ goeden ende rinten op hen verschenen mochten/ zijn te weten(e) acht pet(er)s aende rinte van lingdorp/ een croene aende rinte van weve(r) en(de) noch seven stuv(er)s/ van seke(re)n chijse aen tcapittel van s(in)[te] pet(er)s die de selve/ wed(uw)[e] oft huer brued(er) aen meest(er) clase de puteo soe/ de voirs(creven) kinde(re) vand(en) yerste(n) bedde seyden gehave(n) hadde/ dwelc de selve weduwe alsoe v(er)re dat den selven/ seve(n) st(uvers) aenghinck ontkinde hopen(de) dat zij d(air)aff/ oic v(er)nueght soude wordden alsoe wel als zij van/ hue(re)n rinten voirs(creven) v(er)nueght woude zijn Es den/ selven p(ar)tien uuytgesproken ende get(er)mineert dat/ aende gesette pe(n)ni(n)gen vand(en) pachte van s(in)[t] jans(mis)s[e]/ voirs(creven) der voirs(creven) wed(uw)[en] gecort sullen wordden/ de voirs(creven) twee yerste p(ar)tien bij huer gehaven/ ende vand(en) derden soe verre bevond(en) wordt dat/ zij oft huer brueder dat gehave(n) hebben dat zij/ insgelijcx d(air)af den selven kinde(re)n vand(en) voirbedde/ contente(re)n sal Ende want de voirs(creven) wed(uw)[e] oick/ seyde seker gebreck te hebben(e) van seke(re) haven/ noch wesen(de) te meldert opt huys die zij oic beg(er)de/ en(de) d(air)toe de erfgename(n) dach name(n) op in goensd(age)/ naistc(omende) om die alsd(an) ov(er) te leve(re)n en(de) alsoe op/ deen zijde en(de) op dand(er) zijde gebreck bevonden wordt/ als dat tvoirs(creven) tractaet in w(er)sijden niet volbracht/ en wordt als voe(r) blijct Soe es insgel(ijcx) duytsprake/ dat de voirs(creven) p(ar)tie(n) de coste(n) vand(er) hachti(n)g(en) half en(de) half/ dragen sullen In (con)s(ili)[o] op(idi) dec(embris) vii[a]
Nagekeken door: Jos Jonckheer
Moderator: Jos Jonckheer
Laatste update:: 2017-06-07 door Xavier Delacourt