Want her gielijs van cortbeke al(ia)s de mu(n)te(re) prieste(r)/ als p(ro)cur(eur) der wed(uw)[en] claes wijle(n) de kersmake(re) geleyt/ zijnde nae des(er) stadt recht voe(r) huer wettech gebreck/ uuyt crachte van scepen(en) brieven van loeven(en) tot/ allen den goeden beyde have en(de) erve andries van tielen/ soe wair die gelegen zijn hem met br(ieven) van des(er)/ stadt gescreven aenden meye(r) van bierbeke oft zijne(n)/ stadthoude(r) alle de selve goede behoirlijc heeft doen/ leve(re)n [en(de) die niet te late(n) uuytdorsschen (et)c(etera) noch ontvreemden] ende den selve(n) andriese en(de) ande(re) dach van rechte/ te comp(ar)e(re)n alh(ier) inde banck voe(r) meye(r) en(de) scepen(en) van/ loeven(en) doen besceyden oft zij he(m) d(air)tegen hadden wille(n)/ oppone(re)n ald(air) hij op heden als ten daige van/ rechte d(air)toe dienen(de) niet gecomp(ar)eert en is noch/ niema(n)t van zijne(n) wegen den voirs(creven) geleydden co(m)p(ar)e(re)nde/ en(de) trecht voirts v(er)sueken(de) soe v(er)re dat de scepen(en)/ van loeven(en) t(er) maniss(en) smeyers nae dat hen behoirl(ijck)/ gebleken heeft bij resc(ri)pte joes van oirbeke meyers/ van bierbeke tvoirs(creven) exploit gesciet te zijne gewese(n)/ hebben voir een vo(n)nisse wair de wed(er)p(ar)tie vand(en)/ voirs(creven) geleidde(n) niet en comp(ar)eert voe(r) den opstaene/ smeyers en(de) scep(enen) datme(n) den selve(n) geleidden vand(en) voirs(creven) goeden/ houd(en) soude inde macht va(n) zijne(n) beleide scep(enen) br(ieven) en(de) leveri(n)g(en) alsoe v(er)re/ alst noch voir scep(enen) come(n) is in sca(m)pno sept(embris) vi[ta]