SAL7393, Akte: V°24.2-R°25.1 (53 van 692)
Akte V°24.2-R°25.1
Act
Datum: 1499-07-19
Transcriptie
2018-10-30 door helga peetersNae dien willem van baussele als p(ro)cur(eur) van/
goessen(e) marie(n) en(de) m(ar)grieten van bauss(ele) zijne(n) brued(er)/
en(de) sust(er)s alh(ier) bijd(er) stadt heeft doen verversschen de/
materie vand(en) bedingen tussche(n) hem als geleydt/
inden name als voe(r) totten goed(en) jouffr(ouwe) a(n)nen tollers/
hangen(de) ombeslicht voe(r) den raide vand(er) stadt dair/
de scepen(en) die gestelt hebben t(er) eend(ere) en(de) [mariss(is) va(n) ned(er)hem] t(er) ander/
zijden Ald(aer) de selve willem heeft voir hem/
genomen nae riguer ende des(er) stadt recht exhibe(re)nde/
zijn beleit dat hem de goede der voirs(creven) jouffr(ouwe)/
a(n)nen volgen soude voe(r) zijn gebreck te voirde(re) want/
jan van baussele en(de) zij verbonden stonden ind(ivisim) inde
voirs(creven) scepen(en) br(ieven) om tot zijne(n) sculden te geraken(e) vand(en)/
pri(n)cipale ende acht(er)stelle d(aer)tegen mariss(is) van ned(er)hem
//
gesustineert heeft de (contra)rie te voirde(re) want alsoe/ hij seyt de voirs(creven) wijle(n) jan van baussele die/ scult met zijnd(er) yerste(n) huysvr(ouwe) tsamen gemaict/ hadden hem des gedragen(de) totten selven brieven/ en(de) alsoe bellix op sijn goed(en) soud(en) slaen als op/ der selv(er) sijnd(er) yerst(er) huysvr(ouwe) goed(en) ende oick op de/ wed(uw)[e] desselfs wijle(n) jans noch leven(de) die hij nae getrouwt hadde de welke desselfs jans have/ aenveert hadde ende dat onredelijck wae(re) dat/ de goede van sijnd(er) yerst(er) huysvr(ouwe) voirs(creven) alleene/ dit soud(en) moten betalen p(rese)nte(re)nde te bewijsen dat/ jan in zijne(n) leven(e) eensdeels van zijnd(er) yerst(er)/ huysvr(ouwe) goed(en) v(er)cocht hadde tot viii oft ix r(insche) g(ulden)/ erff(lijck) d(aer)mede hij bellicx tselve soude hebben/ gecuelt Ende ten ande(re)n male dat hij mariss(is)/ van ned(er)hem e(n)nig(en) vand(en) pachten der rinten/ d(aer) questie af is soude hebben bet(aelt) soe hij seyde/ dwelck de voirs(creven) willem ontkinde conclude(re)nde/ alsoe de selve mariss(is) t(er) (contra)rien vand(en) voirnemen(e)/ des voirs(creven) willems te weten(e) dat hij gestaen/ soude ten mi(n)sten mett(er) hellicht oft iii[de(n)] deele/ als voe(r) de voirs(creven) willem altijt de (contra)rie sustine(re)nde/ te voirde(re) oick want luttel oft egheen ghoede/ vonden en sele(n) wordden dan leengoede den voirs(creven)/ wijle(n) janne toebehoere(n)de d(aer) hij niet ane en/ soude co(n)nen geraken Es den selve(n) p(ar)tien/ uuytgesproken ende get(er)mineert bijd(en) voirs(creven)/ raide want de verwerde(r) hem thoen v(er)mat/ dat zij dien beg(er)den taenhoe(re)n ende d(aer)entinden/ recht Act(um) in (con)s(ili)[o] opidi julii xix
//
gesustineert heeft de (contra)rie te voirde(re) want alsoe/ hij seyt de voirs(creven) wijle(n) jan van baussele die/ scult met zijnd(er) yerste(n) huysvr(ouwe) tsamen gemaict/ hadden hem des gedragen(de) totten selven brieven/ en(de) alsoe bellix op sijn goed(en) soud(en) slaen als op/ der selv(er) sijnd(er) yerst(er) huysvr(ouwe) goed(en) ende oick op de/ wed(uw)[e] desselfs wijle(n) jans noch leven(de) die hij nae getrouwt hadde de welke desselfs jans have/ aenveert hadde ende dat onredelijck wae(re) dat/ de goede van sijnd(er) yerst(er) huysvr(ouwe) voirs(creven) alleene/ dit soud(en) moten betalen p(rese)nte(re)nde te bewijsen dat/ jan in zijne(n) leven(e) eensdeels van zijnd(er) yerst(er)/ huysvr(ouwe) goed(en) v(er)cocht hadde tot viii oft ix r(insche) g(ulden)/ erff(lijck) d(aer)mede hij bellicx tselve soude hebben/ gecuelt Ende ten ande(re)n male dat hij mariss(is)/ van ned(er)hem e(n)nig(en) vand(en) pachten der rinten/ d(aer) questie af is soude hebben bet(aelt) soe hij seyde/ dwelck de voirs(creven) willem ontkinde conclude(re)nde/ alsoe de selve mariss(is) t(er) (contra)rien vand(en) voirnemen(e)/ des voirs(creven) willems te weten(e) dat hij gestaen/ soude ten mi(n)sten mett(er) hellicht oft iii[de(n)] deele/ als voe(r) de voirs(creven) willem altijt de (contra)rie sustine(re)nde/ te voirde(re) oick want luttel oft egheen ghoede/ vonden en sele(n) wordden dan leengoede den voirs(creven)/ wijle(n) janne toebehoere(n)de d(aer) hij niet ane en/ soude co(n)nen geraken Es den selve(n) p(ar)tien/ uuytgesproken ende get(er)mineert bijd(en) voirs(creven)/ raide want de verwerde(r) hem thoen v(er)mat/ dat zij dien beg(er)den taenhoe(re)n ende d(aer)entinden/ recht Act(um) in (con)s(ili)[o] opidi julii xix
Nagekeken door: Jos Jonckheer
Moderator: Jos Jonckheer
Laatste update:: 2017-06-06 door Xavier Delacourt