SAL7393, Akte: V°85.2-V°86.1 (152 van 692)
Akte V°85.2-V°86.1
Act
Datum: 1499-09-20
Transcriptie
2019-01-30 door helga peetersItem h(er) jan baecx prieste(r) renu(n)c(ians) in p(rese)ntia heeft/
geloeft augustijne opte(n) berch voir hem ende zijn nac(omelinge)/
dat hij t(er) causen van vijf goud(en) rijders en(de) vi gouden
//
croenen te xxiiii stuv(er)s tstuck de croene erfchijs/ en(de) rinten alle jae(r) vallen(de) xiiii augusti nae uuyt/ wijsen(e) van seke(re)n scepen(en) br(ieven) d(air) af gepass(eer)[t] vand(er)/ daet xiiii augusti a(n)[ni] lii bekint bij he(re)n symoen(e) greve/ van salmen hee(re) tot rotselair ende meer ande(re) borg(en)/ inde selve br(ieven) begrepen he(re)n machiele absoloens/ en(de) woute(re)n vanden boeg(ar)de d(air) af alsnu de selve/ h(er) jan baecx de geheele actie in dien heeft ende/ hem getransporteert zijn soe bij he(re)n mach(iel) abs(oloens)/ ridd(er) en(de) bijd(en) erfg(ename) wout(er)s wijlen vanden boeg(ar)de/ den selven augustijne noch zijn nac(omelinge) uuyt dien dat/ wijle(n) jan opten berch zijn vader een vand(en) mede/ borgen der voirs(creven) rinten wesen mach ind(en) voirs(creven)/ br(ieven) begrepen pramen en sal noch zijn goede in/ e(n)nig(er) manie(re)n mair de selve rinte en(de) des dien/ aencleeft metten acht(er)stelle en(de) and(er)ss(ins) vervolgen sal/ met ut(er)lijcke(n) rechte gheestelijc oft werlijc opden/ pri(n)cipale(n) en(de) ande(re) borgen en(de) hue(r) goede inde/ voirs(creven) br(ieven) begrepen het zij inde jairlijcsche/ bet(alingen) afleggen(e) v(er)ond(er)panding(en) oft ande(re) p(ro)cedue(re)n/ die hij uuyt saken vand(en) voirs(creven) sijne(n) transporte/ en(de) actien in dien doen soude moegen noch oick / de selve br(ieven) noch zijn actie in dien ten acht(er)deele/ vande(n) selven augustijne en(de) zij(n) nac(omelinge) oft hue(re)n goed(en)/ yeman(de) te transporte(re)n ende oft hij oft zijn nac(omelinge)/ die yeman(de) tra(n)sporteerd(en) dat hij en(de) zij dat altijt/ doen sullen in dier vuegen dat de selve augustijn/ noch zijn nac(omelinge) niet gepraempt en sullen w(er)den/ in live noch in goed(en) het en wae(re) ut(er)lijck dat/ de selve h(er) jan oft zijn nac(omelinge) hue(r) recht ende/ gebreken in dien op gheen vand(en) ande(re)n pri(n)cipale(n)/ oft borgen noch hue(r) goed(en) en soud(en) connen [gec(ri)gen] oft v(er)hale(n)/ en(de) hue(r) ut(er)lijck diligentie met rechte d(air) inne/ alsoe ged(aen) hadden oft and(er)s met ut(er)lijcken rechte/ d(air)toe bedwongen w(er)den om opden voirs(creven) augustijne
//
oft zijn goed(en) te moten p(ro)cede(re)n ende and(er)s niet/ heeft oick geloeft de voirs(creven) h(er) jan renu(n)cie(re)nde als/ voe(r) den voirs(creven) augustijne alsoe vele te doene/ alsoe v(er)re alst moegelijc es dat hij vand(en) acht(er)stelle/ der voirs(creven) rinten bijden selven augustijne v(er)leet lopen(de)/ hondert xx r(ins) g(ulden) xvi stuv(er)s dat hij met die op/ dande(re) pri(n)cipale oft borghen v(er)halen sal en(de) d(air) aff/ niet sceyden en(de) die alsoe v(er)haelt zijnde en(de) wed(er)/ gecrigen den selven augustijne opte leggen(e) en(de) te/ bet(alen) de welke hondert xx r(ins) g(ulden) en(de) xvi st(uvers) de/ selve h(er) jan bekint heeft en(de) mits desen bekint/ uuyt handen desselfs augustijns gehaven en(de) ontfa(n)gen/ te hebben cor(am) lyefkenrode rosme(re) septembr(is) xx
//
croenen te xxiiii stuv(er)s tstuck de croene erfchijs/ en(de) rinten alle jae(r) vallen(de) xiiii augusti nae uuyt/ wijsen(e) van seke(re)n scepen(en) br(ieven) d(air) af gepass(eer)[t] vand(er)/ daet xiiii augusti a(n)[ni] lii bekint bij he(re)n symoen(e) greve/ van salmen hee(re) tot rotselair ende meer ande(re) borg(en)/ inde selve br(ieven) begrepen he(re)n machiele absoloens/ en(de) woute(re)n vanden boeg(ar)de d(air) af alsnu de selve/ h(er) jan baecx de geheele actie in dien heeft ende/ hem getransporteert zijn soe bij he(re)n mach(iel) abs(oloens)/ ridd(er) en(de) bijd(en) erfg(ename) wout(er)s wijlen vanden boeg(ar)de/ den selven augustijne noch zijn nac(omelinge) uuyt dien dat/ wijle(n) jan opten berch zijn vader een vand(en) mede/ borgen der voirs(creven) rinten wesen mach ind(en) voirs(creven)/ br(ieven) begrepen pramen en sal noch zijn goede in/ e(n)nig(er) manie(re)n mair de selve rinte en(de) des dien/ aencleeft metten acht(er)stelle en(de) and(er)ss(ins) vervolgen sal/ met ut(er)lijcke(n) rechte gheestelijc oft werlijc opden/ pri(n)cipale(n) en(de) ande(re) borgen en(de) hue(r) goede inde/ voirs(creven) br(ieven) begrepen het zij inde jairlijcsche/ bet(alingen) afleggen(e) v(er)ond(er)panding(en) oft ande(re) p(ro)cedue(re)n/ die hij uuyt saken vand(en) voirs(creven) sijne(n) transporte/ en(de) actien in dien doen soude moegen noch oick / de selve br(ieven) noch zijn actie in dien ten acht(er)deele/ vande(n) selven augustijne en(de) zij(n) nac(omelinge) oft hue(re)n goed(en)/ yeman(de) te transporte(re)n ende oft hij oft zijn nac(omelinge)/ die yeman(de) tra(n)sporteerd(en) dat hij en(de) zij dat altijt/ doen sullen in dier vuegen dat de selve augustijn/ noch zijn nac(omelinge) niet gepraempt en sullen w(er)den/ in live noch in goed(en) het en wae(re) ut(er)lijck dat/ de selve h(er) jan oft zijn nac(omelinge) hue(r) recht ende/ gebreken in dien op gheen vand(en) ande(re)n pri(n)cipale(n)/ oft borgen noch hue(r) goed(en) en soud(en) connen [gec(ri)gen] oft v(er)hale(n)/ en(de) hue(r) ut(er)lijck diligentie met rechte d(air) inne/ alsoe ged(aen) hadden oft and(er)s met ut(er)lijcken rechte/ d(air)toe bedwongen w(er)den om opden voirs(creven) augustijne
//
oft zijn goed(en) te moten p(ro)cede(re)n ende and(er)s niet/ heeft oick geloeft de voirs(creven) h(er) jan renu(n)cie(re)nde als/ voe(r) den voirs(creven) augustijne alsoe vele te doene/ alsoe v(er)re alst moegelijc es dat hij vand(en) acht(er)stelle/ der voirs(creven) rinten bijden selven augustijne v(er)leet lopen(de)/ hondert xx r(ins) g(ulden) xvi stuv(er)s dat hij met die op/ dande(re) pri(n)cipale oft borghen v(er)halen sal en(de) d(air) aff/ niet sceyden en(de) die alsoe v(er)haelt zijnde en(de) wed(er)/ gecrigen den selven augustijne opte leggen(e) en(de) te/ bet(alen) de welke hondert xx r(ins) g(ulden) en(de) xvi st(uvers) de/ selve h(er) jan bekint heeft en(de) mits desen bekint/ uuyt handen desselfs augustijns gehaven en(de) ontfa(n)gen/ te hebben cor(am) lyefkenrode rosme(re) septembr(is) xx
Nagekeken door: Jos Jonckheer
Moderator: Jos Jonckheer
Laatste update:: 2017-06-06 door Xavier Delacourt