Item de voirs(creven) jonch(e)r godgaf heeft geloeft ende/ geconsenteert den voors(creven) raese vander rivie(r)en/ die jairlijcx den selven jonche(re)n godgaf sculdich/ es vijftich rinsgulden(en) ende eene(n) halven t(er) causen/ vand(er) hellicht van thien boende(re)n beempts gelege(n)/ te ned(er)lynthe(r) geheete(n) de borch beempde welke/ hellicht hij in hueri(n)gen houden(de) es Dat de/ selve raes jairlijcx alle de voirs(creven) lijfpens(ien) op af/ cortinge der selv(er) l(½) r(ins)gul(den) jairlijcx sal moegen/ betalen aende pensionar(is) voirs(creven) Ende des heeft/ t(er) ande(r) zijden geloeft de selve raes den voirs(creven)/ jonche(re)n godgaf ende pens(ionar)[ris] alle de selve lijfpen(sien)/ voirs(creven) soe in tijts d(aer) af te betalen(e) als dat m(ijn)/ jonch(e)r d(aer) aff gheen schade en lijde ende ofter/ scade opgedaen wordde dat hij die tzijne(n) laste/ dragen ende betalen sal It(em) heeft voirts/ geloeft de voirs(creven) jonch(e)r godgaf den voirs(creven) raese/ voe(r) stadhoude(r) en(de) ma(n)nen van leene d(aer) af de voirs(creven)/ beempde te leene houden(de) es t(er) maniss(en) desselfs/ raes soe vele te doene dat hem genoech zij/ als dat de voirs(creven) beempd(en) en(de) p(ro)fijten d(aer) af comen(de)/ hem voe(r) de selve in handen gestelt sulle(n) w(er)den/ voe(r) zijn ontlastinge der borchtocht en(de) jairlijcshs/ bet(alen) alle(n) der lijfpen(sien) voirs(creven) ende vand(en) selven/ jairlijcsche(n) p(ro)fijten te moegen dragen en(de) afnemen/ de jairlijcsche beta(lingen) in corti(n)g(en) der selv(er) hueri(n)g(en) als voe(r) van/ allen den lijfpen(sien) voirs(creven) cor(am) eisd(em)