Item lijsbeth vanden houte wed(uw)[e] anth(onijs) wijlen/ thoenijs in p(rese)ntia heeft gekint en(de) gelijdt/ dat wout(er) loeters nu t(er)tijt rintm(eeste)r der stadt van/ thienen huer inden name en(de) van wegen der/ selv(er) stadt gelost en(de) afgequeten heeft alsulken/ xii goud(en) croenen erffeliker rinten vall(en)de jairlicx/ half te kersmesse en(de) half s(in)[t] jans(mis)s[e] als zij/ noch heffen(de) was opde stadt van thiene(n) van/ xxii gelijck(en) croene(n) erffel(ijc) die de selve stadt/ op ten xi[te(n)] dach van junio a(n)no xiiii[c] xxv/ / bekende onder hue(re)n zegel en(de) brieven d(aer) aff/ zijnde schuldich te zijne he(re)n henr(icke) van hoebroeck/ d(aer)af dande(r) thien croenen erffelijc ov(er)lanck gelost/ en(de) afgequijt zijn geweest soe de voirs(creven) p(ar)tien/ bekinden Ende dit om en(de) voe(r) de so(m)me van/ negentich rinsgulden(en) te xx stuv(er)s tstuck die/ de voirs(creven) wed(uw)[e] d(aer)voe(r) bekint heeft vanden/ rintm(eeste)r voirs(creven) van wegen der stadt van thienen/ gehaven en(de) ontfangen te hebben cor(am) eisdem