Item jonck(er) adriae(n) van baussele sone / wijle(n) jonck(er) cornelis als man en(de) mo(m)boer / van jouff(rouw)e geertruijdt van(der) werve / daer hij hem in dese(n) sterck maeckt en(de) / geloefde in dese(n) te v(er)vangen(e) als p(ro)prietar(is) / possesseur en(de) besittere van ee(n) dachmael / erffs nutertijt beplant met ... else(n) struijcke(n) / gelege(n) ond(er) s(in)te peeters rode achter thiensschue(r) / veldeke(n) tussche(n) de goede(n) aerdts van(den) putte / in twee zijd(en) de goede(n) des goidtshuijs van / perck ter derder en(de) de goede(n) der erffgename / scherrebeke ter vierde(r) zijd(en) ter eenre ende / aerdt van(den) putte de jonge woonen(de) te cortelcke / als (pro)prieta(ris) besitte(r) en(de) possesseur van(den) goed(en) naebes(creven) / en(de) ierst van een(en) halff lants dachmael lants / gelege(n) ond(er) s(in)te peeters rode op dopperste / roder veldeke(n) tussche(n) de goede(n) dominici huens / in twee zijd(en) de goede(n) luenis de groote / ter derd(er) en(de) de goede(n) des voers(creven) jonck(er) adriaens / ter vierd(er) zijd(en) Item van alnoch ee(n) halff dachmael / lants gelege(n) tot s(in)te peeter rode voers(creven) opt / veldeke(n) geheete(n) de buecke(n) tussche(n) de goede(n) / jans van(den) bossche ter eenre jans tritsseners / ter tweede(r) de strate ter derde(r) de beke / geheete(n) de haerbeke ter vierder Item van(den) / van alnoch ee(n) halff dachmael lants gelege(n)
//
ts(in)te peeters rode voers(creven) bove(n) de breede / strate tussche(n) de goede(n) jans derheijns ter / eenre de goede(n) der erffgen(aemen) jans berchmans / ter ii[er] de strate aldaer ter derde(r) jan van(den) bossche / ter iiii[er] en(de) de goede(n) des voers(creven) adriaens jonck(er) / adriaens van baussele ter vijfster zijd(en) ter and(ere) / zijd(en) in tengenwoerdich(eij)t des meijers van loeve(ne) / en(de) scepen(en) nabescreve(n) gestae(n) hebbe(n) verclaert / en(de) v(er)claere(n) mits des(en) een(en) erffmangelinge van(den) / voers(creven) goede(n) aengegae(n) en(de) gemaeckt te hebbe(ne) / ind(er) vuege(n) en(de) maniere(n) nabescreve(n) te wete(ne) / dat de voers(creven) jonck(er) adriae(n) van baussele / en(de) jouff(rouw)e geertruijdt van(der) werve zijn huijsf(rouw)e / voe(r) he(n) he(n)ne erve(n) en(de) nacomelinge(n) van nu / voertaene possessere(n) besitte(n) en(de) gebruijcke(n) sele(n) / als he(n) eijge(n) propre goede(n) tvoers(creven) ee(n) halff / dachmael lants gelege(n) ts(in)t peeters rode / op dopperste rode(r) veldeke(n) Item tvoers(creven) / halff dachmael lants gelege(n) ts(in)te peeters / rode opd(en) bueckel en(de) tvoers(creven) halff dachmael / lants gelege(n) ts(in)te peeters rode bove(n) de breede / strate en(de) dat opde laste(n) en(de) co(m)mere(n) daer / te voere(n) uuijtgaen(de) te weten(e) op sheere(n) chijs / van(den) gronde in reco(m)pense van(den) welcke(n) zal / de voers(creven) aerdt van(den) putte de(n) jonge(n) van / nu voertaene als zijn eijge(n) en(de) p(ro)pre goet / voe(r) he(n) zijn(en) erve(n) en(de) nacomelinge(n) besitte(n) / gebruijcke(n) en(de) possessere(n) tvoers(creven) dachmael / erve(n) nutertijt beplant met elsse(n) struijcke(n) / en(de) dat opde co(m)mere(n) en(de) laste(n) daer te voere(n)
//
uuijtgaen(de) te weten(e) op sheere(n) chijs van(den) gronde / en(de) de voers(creven) co(n)trahe(n)te(n) hinc inde d(aer)uuijt / ontgoet en(de) onterft zijn(de) soe is de v(oer)s(creven) jonck(er) / adriae(n) van baussele en(de) zijn(en) huijsf(rouw)e inde v(oer)s(creven) / drije halve dachmale(n) lants en(de) de voers(creven) / aerdt van(den) putte de(n) jonge(n) int voers(creven) dachmael / erffs beplant met else(n) respectivel(ijck) gegoet en(de) / geerft in erffel(ijcken) recht p(er) mo(nitionem) Et sat(is) et war(as) / Hinc inde ut supra cor(am) ketelboetere winge / julii iii[a]