Item marie scosters wed(uw)e jans wijle(n) / van horicke e(nde) met haer jaspar van / horicke als momboir van barbele va(n) / horicke in p(rese)ntia hebbe(n) v(er)claert ende / verclaere(n) bij des(en) eertijd(en) binne(n) de(n) leve(ne) / van(den) v(oer)s(chreven) jan(nen) gebuert e(nde) geschiet te zijn(e) / dat deselve jan van horicke(n) va(n) henr(icke) / van horicke zijn(en) brueder bij titule va(n) / wettige(n) coope toegegae(n) bij maniere / van mangelinge e(nde) p(er)mutatie v(er)crege(n) / heeft gehadt ee(n) stuxke(n) beempts groot / ontre(n)t ee(n) dach(mael) ombegrepe(n) va(n) juijste(n) / maete(n) gel(ijck) tselve gelege(n) is onder / wackerzeel tussche(n) de goed(en) desselffs / wijle(n) jans in twee zijd(en) e(nde) eene(n) / waterloop aldaer ter derder zijd(en) e(nde) / dat voer e(nde) in plaets(e) va(n) alsulcke(n) / twee r(ins)g(ulden) erffel(ijck) te xx st(uijvers) tstuck / valle(nde) jaerl(ijcx) te halff meert als de(n) / selve(n) jan(nen) opde goed(en) des v(oer)s(chreven) henricx / opd(en) xxviii[e(n)] aprilis l(ibr)[o] xv[c] xlix / in p(ri)ma in deijlin(ge) gevalle(n) e(nde) gebleve(n) / zijn e(nde) want de v(oer)s(chreven) jan de(n) v(oer)s(chreven) henr(icken) / zijn(en) brueder van(den) selve(n) twee gulde(n) / erffel(ijck) noijt e(n) heeft wettige quitan(tie) / noch transport gedae(n) noch gepass(eer)t
//
ende begeren(de) de v(oer)s(chreven) marie scosters voer / haer tocht e(nde) de v(oer)s(chreven) jasp(ar) va(n) horicke / als mo(m)boir van(den) v(oer)s(chreven) barbele e(nde) inde(n) / naeme e(nde) va(n) weghe(n) der selver barbele / als midts der afflijvicheijt des v(oer)s(chreven) ja(n)s / int v(oer)s(chreven) dach(mael) beempts voer derffelicheijt / succedere(nde) denselve(n) henr(icken) va(n) horicke / van(den) selve(n) twee r(ins)g(ulden) erffel(ijck) te bewaere(ne) / hebbe(n) de v(oer)s(chreven) p(er)soone(n) te wete(ne) de voers(chreven) / marie voer de tocht e(nde) de v(oer)s(chreven) mo(m)boir / voer derffelicheijt bekint e(nde) bekinne(n) / bij des(en) he(n) ae(nden) v(oer)s(chreven) rinte va(n) twee r(ins)g(ulden) / erffel(ijck) gee(n) recht meer te competere(ne) / e(nde) dat midts der v(oer)s(chreven) mangelin(ge) ende / p(er)mutatie v(oer)s(chreven) coram liedekercke / winge decembris quinta /