Item jan van bruijstem zone wijle(n) [vacat] woone(nde) te / vossem in p(rese)ntia heeft geloeft en(de) geloefde bij dese(n) / m(eester) jan(nen) van boenrode als rintm(eeste)re des goidtshuijs / van percke inde(n) naem(e) desselfs goidtshuijs de / so(m)me van hond(er)t en(de) twee carolusg(ulden) te xx st(uijvers) / tstuck en(de) een(en) halve(n) stuijver eens te betaelen(e) / dee(n) derdend(eel)l daeraff te love(n) kermisse tweede(n) / derdene(n) te kerssmisse en(de) tderde derde deel / te lichtmisse al naestcome(nde) oft e(m)mers vierthie(n) / dage(n) o(n)begrepe(n) nae elcke(n) t(er)mijn quolibet ass(ecu)t(u)[m] / met conditie(n) zoe verre hij de(n) een(en) t(er)mijn laet / over gae(n) zond(er) betaele(n) dat da(n) al gevalle(n)
//
zal zijn tanq(uam) ass(ecu)t(u)[m] ende dat ter caus(e) va(n) / zeker getaxeerde en(de) ongetaxeerde coste(n) in / seker proces tussche(n) tvoers(creven) goidtshuijs ende / de(n) zelve(n) jan(nen) gehange(n) hebbe(nde) zoe tot voshem / als alhier in materie van appellatie daer / inne de voers(creven) bruijstem met vo(n)nisse der / scepe(nen) van loeve(nen) geconde(m)pneert es geweest / obligan(do) et submitt(endo) cor(am) liedekercke / maelcote julii xviii