Condt zij ee(nen) iegel(ijcken) dat nae dijen h(eer) e(nde) meester / dierick peelmans licentiaet inden rechten / met behoirl(ijcke) rechte e(nde) naer costuijme ende / met scepe(nen) des(er) stadt van loeven(en) gevolcht ged(aech)t? / en(de) gewacht heeft gehadt met lodewijcke(n) boxtuijn / als meijer en(de) gemechtichde desselffs peelmans / opd(en) xii[e(n)] octobris xv[c] lxxiii met jo(ncker) jan van / liedekercken en(de) olivier de ketelboeter schepe(nen) / van loeven(en) aen e(nde) op ee(n) huijs met zijn(en) toebehoirte(n) / gestaen binne(n) des(er) stadt opde horenbrugge / tussche(n) de goede(n) jo(ncker) jan van lathe(m) ter ee(n)re / de dijle ter ii[e(r)] e(nde) de borchstrate voer ter / derder zijden toebehoiren(de) de(n) erffge(namen) joncker
//
diericx wijle(n) van(der) linden voer gebreck va(n) / bet(aeling)[e] van ee(nen) erffel(ijcken) rente van xxv carolusg(ulden) / v(er)schene(n) van ee(nen) jae(re) de welcke de voers(creven) / peelmans met scepe(nen) brieve(n) des(er) stadt op / tselve huijs trecke(nde) is Ende want de wete / e(nde) conde van(den) voers(creven) dagemen(ten) e(nde) wachte(n) gedae(n) / is geweest met aerd(en) brugmans deser stat / geswore(n) bode met des(er) stadt condtbrieve(n) / addresseren(de) aen h(eeren) diericke(n) wijle(n) van(der) linde(n) / woone(nde) tot luijdick e(nde) ae(n) jo(ncker) jan(nen) vander / linden woone(nde) tot dormale alsoo deselve bode / tselve onder eedt gerelateert heeft gehadt / achtervolge(nde) welcke dagemen(te) heeft de voers(creven) / boxtuijn p(ro)cur(eur) des voers(creven) m(eeste)r diericx peelma(n)s / opd(en) xxvi[e(n)] octobris a(n)no v(oer)s(creven) met liedekercke(n) / ende duffle voer dierste reijse gewacht / alsoo nae costuijme des(er) stadt behoirde e(nde) / wedero(m)me inne ged(aech)t? voerde ii[e] reijse opd(en) / xxvii[e(n)] octobris met grave e(nde) winde ende / wedero(m)me gewacht voerde ii[e] reijse opd(en) x[e(n)] / nove(m)bris met liedekercke e(nde) maelcote / e(nde) wedero(m)me inneged(aech)t? voerde derde reijse opd(en) / xi[e(n)] novembris met liedekercke(n) e(nde) ketelboete(r) / e(nde) gewacht voerde derde reijse opd(en) xxv[e(n)] nove(m)br(is) / met duffle e(nde) winde en(de) wedero(m)me inneged(aech)t? / voerde vierde reijse van gratien opd(en) xxvi[e(n)] / nove(m)bris met duffle maelcote e(nde) gewacht
//
voerde vierde reijse uuijt gratie(n) met duffle / maelcote opd(en) x[e(n)] decembris a(n)no voers(creven) / hebbe(nde) dijen naevolge(nde) de voers(creven) peelmans / altijts behoirl(ijck) ged(aech)t? e(nde) gewacht respective / mette(n) voers(creven) scepe(nen) e(nde) alle(n) p(ar)tije(n) voijrts / geeijscht die he(n) souden moge(n) rechts v(er)meten / totten voers(creven) huijse gestaen opde hore(n)brugge / e(nde) altijts ged(aech)t? met veranderin(ge) va(n) scepe(nen) / en(de) gewacht sonder v(er)sumeniss(e) d(aer)inne te / gerijsen in eeniger manie(re) Ende want ten / voerseijde(n) vierde(n) dage van gratien nijemandt / comen en is die den voerseijde(n) peelmans pandt / oft pen(ningen) boot oft hantvullinge e(nde) betaelin(ge) / gedaen hadde van(den) voers(creven) o(n)betaelden achterstellen / Soo zijn ten lesten bijden meije(r) van loeve(nen) / te(n) versuecke des voers(creven) h(eer) e(nde) m(eeste)r diericx / peelmans de voers(creven) scepe(nen) gemaent geweest / e(nde) gemaent zijn(de) e(nde) he(n) beraeden hebbe(nde) / hebben eendrachtel(ijck) gewes(en) voer vo(n)nisse / nae alles des voers(creven) es met rechte behoirl(ijck) / gebuert e(nde) geschiet zijn(de) e(nde) alle(n) p(ar)thije(n) / behoirl(ijck) conde e(nde) wete gedae(n) es geweest / met rechte alle de gene die jonger van / date zijn dan den voers(creven) h(eer) e(nde) m(eeste)r dierick / peelmans daeruuijte e(nde) de(n) v(oer)s(creven) peelma(n)s d(aer)inne / behoirl(ijck) gegoidt e(nde) geerft behoudel(ijck) ee(nen) iegel(ijcken) zijn(en) / goed(en) rechte cor(am) grave(n) ketelboeter winge / winde aprilis xvii[a] /