It(em) hen(ric) vand(er) calste(re)n heeft gegeve(n) en(de) bekent dat hi gegeve(n) heeft/ hen(ric) wigg(er) die men heet ruyse wonechtich op den steenwech te troenbeke/ de goede hier ond(er) gesc(reven) Inde(n) yerste(n) twee boende(r) lants gelege(n) in de bloc/ neve(n) de broecst(ra)te daer men gheet te vliederbeke w(er)t tussche(n) de vors(creven)/ strate en(de) dande(re) lande des vorsc(reven) hen(ric) Ite(m) een boende(r) lants gelege(n)/ acht(er) de goede jan ymb(re)chts tussche(n) de goede hen(ric) van winzele/ en(de) de goede lodix bardmake(r)s te houden te hebben en(de) te wynne(n)/ van half m(er)te naest leden tot ene(n) t(er)mine van neghe(n) ja(r)en lanc/ deen na (etc) elx jaers hie(r)en bynnen(n) op