It(em) de voirs(creven) iii p(er)sone hebbe(n) geloeft al eest dat sij totte(n) voirs(creven) goede(n) come(n) sijn dat [sij] nochtan floreys/
van opberghe vande(n) selve(n) goede(n) hebb [sullen laten] volghen sal tgheen des hem na dlantrecht sculdech es/
te volghen