It(em) cond zij allen lieden dat jan de rode es come(n) in jegenwordicheyt/ d(er) scepen(en) van loeven en(de) heeft gegeve(n) en(de) bekendt dat hi gegeve(n) heeft/ janne vande(n) wijngarde teschmake(r) een vierdel wijngarts luttel min oft/ meer gelege(n) opten galghberch tussche(n) de goede meest(er) vranx vand(er) leeps/ en(de) de goede willems brekenier beck(er)s Te houde(n) en(de) te hebben van kersmisse/ lest leden ene(n) t(er)mijn van acht jae(re)n lanc deen na dand(er) staphans volgende/ elx jaers daer en bynnen op den [een] derdel gedreyf [vanden wijne] opte(n) voirs(creven) wijngart/ jaerlix wassende te wijntide te betale(n) en(de) inde persse uut der gemeynd(er)/ cupe(n) voe(r) tbecken te leve(re)n alle jae(re) de(n) voirs(creven) t(er)mijn duerende en(de) telke(n)/ t(er)mijn alse v(er)volghde schout En(de) is vorwerde dat de voirs(creven) jan vanden/ wijng(ar)de den voirs(creven) wijngart wel en(de) loflic houden en(de) werken sal/ gelijc sine(n) reengenote(n) boven en(de) beneden en(de) dien laten ten eynde vande(n)/ voirs(creven) t(er)mine gelijc hi dien vant te [sinen] aencomen Oec is onsr ond(er)sproke(n) dat/ de voirs(creven) jan vande(n) wijngart betalen sal de twee deel vande(n) b tsijse/ uut de(n) voirs(creven) goede(n) gaende en(de) de voirs(creven) jan de rode een derdel/ sond(er) argelist vroede velde m(ar)tii q(ua)rta