Item goessen ca(n)nen van meldert gords ca(n)ne(n) sone was/ die gequetst was van henricke(n) van bierbeke es opden/ dach van heden bijde(n) he(re)n scepen(en) van lov(en) ter manissen/ smeyers te voe(re)n verhoirt de meest(er) diet(en) genese(n) en(de) onder/ hande(n) gehadt heeft die op sijne(n) eedt genome(n) heeft/ dat de xl dage leden sijn en(de) dat de voirs(creven) goessen vand(er)/ voirs(creven) quetsue(re)n doen hij ten lestwerf verbant gheen noot/ en hadde vande(n) live(n) vand(er) voirs(creven) quetsure(n) beleidt nae/ m(ijn) gened(ichs) he(re)n heerlich(eyt) en(de) nae d(er) stat recht beleidt/ lomb(ar)t kersmak(er) vync boys voshe(m) ja(nuarii) iii/