SAL7728, Akte: R°328.3-V°329.1 (291 van 375)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°328.3-V°329.1  
Act

Transcriptie

2015-01-29 door Inge Moris
Het sijn comen in recht voe(r) meye(r) ende scepen(en) van loeven inde banc/
ald(aer) henric keld(er)man in deen side en(de) stas vand(er) ijsvoert en(de) goert/
van rode van zichen(en) die na den recht d(er) stat van loeven comen ge/
goedt en(de) gheerft sijn inde goede hier na bescreve(n) in dande(re) Inde(n) yerste(n)/
in een stuck eeusels met sijnre toebehoirte(n) gelege(n) inde p(ro)chie van/
zichne biden dijck ter heyde(n) tussche(n) de goede henrics van doerne/
en(de) de goede jacobs smeeds Ite(m) in een half boende(r) lants gelege(n) inde/
vors(creven) p(ro)chie ter stat gehete(n) inde vroende tussche(n) de goede henr(ix) van/
doerne en(de) de goede mathijs van doerne It(em) in viii oude grote(n) erfliker/
rente(n) op een huys met zijnre toebehoirte(n) jacobs rademak(er)s gelege(n) opte/
merct te zichne tussche(n) de goede jans clercs en(de) de strate ald(aer) bid(er) halle(n)/
Ite(m) in ix zillen lants gelege(n) inde p(ro)chie va(n) glabbeke ten rode tussche(n)/
de goede henrics peters en(de) de goede henric noytens It(em) in xii halste(re)n/
rogs d(er) mate(n) van diest erflex pachts opte hoeve gehete(n) roetartshoeve/
willems vand(er) schue(re)n tussch lijsbette(n) van strijrode en(de) henrics vander/
schue(re)n gelege(n) inde p(ro)chie van beckevoert It(em) in een eeusel gelegen/
opte(n) daelborne tot zichne tussche(n) de goede h(ere)n lambrechts vand(er) eyken/
priesters en(de) de goede kath(er)ine(n) proefstkens It(em) in een seste deel van/
ene(n) boender eeusels gelege(n) inde p(ro)chie van zichne int wildbroeck
//
tussche(n) de goede joffr(ouwen) beat(ri)sen va(n) doerne en(de) de goede claes voer/
dekens It(em) in een halve zille beemds gelege(n) ald(aer) tussche(n) de goede/
des huys van beckenvoert en(de) de goede jans de wynne va(n) testelt/
It(em) in een stuck ond(er) lant en(de) bosch gehete(n) tcave tcalverblock gelege(n)/
ald(aer) tussche(n) de goede des he(re)n wilen va(n) diest en(de) jans brake It(em) in/
drie zillen boschs gelege(n) opte leempoele tusschen de goede h(ere)n willems/
van monthenake(n) priest(er)s en(de) lijsbette(n) van beerse It(em) in ii tsijs gulden(en)/
erflik(er) op huys en(de) hof met sijnre toebehoirte(n) der vrouwe(n) gielkens/
gelege(n) te zichne opte vischgracht tussche(n) de goede thomaes va(n)/
guylke en(de) de goede gheerts van veerle It(em) in ix zillen lants ge/
lege(n) te glabbeke ten rode tussche(n) de goede henric peters en(de) de/
goede henric noytens It(em) in xii halst(er) rogs erflex pachts aen/
en(de) op de goede [diemen heet de roetershoeve] henr(ix) vand(er) schue(re)n en(de) willems vand(er) schue(re)n/
gebruede(re)n gelege(n) te mydsbeke tusschen de goede wouters waelweyns/
en(de) de goede lijsbetten van strijrode Daer de vors(creven) henric keld(er)mans/
een aensprake dede tot de(n) vors(creven) goeden in welker aenspraken hi/
thoende dat der wae(re)n twee gesuste(re)n met name(n) kath(er)ine en(de) yde/
sgroten die de vors(creven) goede besaten gelijc hae(re)n p(ro)p(er)en goeden en(de)/
dat yde sgroten voer starf en(de) dat doen de goede bleven op der/
vors(creven) kath(er)ine(n) haerre zust(er) en(de) dat dese kath(er)ine hadde en(de) acht(er)liet/
een docht(er) met namen m(ar)griet en(de) dat dese m(ar)griet na staet/
d(er) heylig(er) kerken getruwt hadde rutge(re)n neerinx Welc rugg(er)/
neerinx alle sijn leefdage lanc de vors(creven) goede besatt als een tocht(er)/
Voert thoende noch de vors(creven) henric dat hi ha daer was een/
kerstijn wile(n) lanoeys dat sijn witte vrouwe was en(de) dat/
die kerstijn ten daghe
een katline wierinx die ter tijt/
dat de vors(creven) wilen m(ar)griete sgrote(n) aflivich wartst wart/
de naiste levende was en(de) vand(er) siden daer die goede/
afcome(n) sijn En(de) dat de vors(creven) henr(ic) hadde een ouder/
moeder met name(n) kath(er)ine wilen keld(er)mans [kerstijn laureys] die de/
naiste levende was vand(er) vors(creven) katline(n) wilen wierinx/
en(de) vand(er) siden daer de goede affcome(n) sijn Oec thoende
//
de vors(creven) henric keld(er)mans met mychiele(n) absoloens dat hi voermaels/
brieve gesien hadde dat de vors(creven) kath(er)ine wyerinx so(m)mich vande(n) voirs(creven)/
goeden als een erfwijf v(er)cocht hadde It(em) hier na thoende de vors(creven) stas/
vand(er) ijsvoert en(de) goert van rode dat de vors(creven) yde en(de) kath(er)ine gesuste(re)n/
een wettighe moeder hadde(n) met name(n) aleyt roetarts van welker/
siden den selve(n) gesuste(re)n de vors(creven) goede toeq(ua)men It(em) thoende(n) si noch/
dat de vors(creven) gesuste(re)n de goede besaten als hae(re) p(ro)per erve en(de) dat/
de vors(creven) yde voe(r) d(aer) uut starf en(de) dat d(aer) na de vors(creven) kath(er)ine/
hae(r) zust(er) de vors(creven) goede besat als hae(r) p(ro)per erve en(de) dat/
de vors(creven) kath(er)ine hadde een wettighe docht(er) met name(n) m(ar)griet/
die getruwt hadde na staet der heylig(er) kerken de(n) vors(creven) rutge(re)n/
neerinx Voert thoenden sij dat wilen waren een arnt gheert en(de)/
aleyt vanden wate(re) gebruede(re) en(de) zuste(re)n die de naest levende wae(re)n/
vander voirs(creven) wile(n) m(ar)grieten sgrote(n) die wijf was des vors(creven) wile(n)/
rutgghers neerinx en(de) dochte(r) der vors(creven) wile(n) kath(er)ine(n) sgrote(n) en(de) vand(er)/
siden daer de vors(creven) goede af comen wae(re)n Item thoenden de vors(creven)/
stas vand(er) ijsvoert en(de) goert van rode dat de vors(creven) [wilen] arnt vanden/
wate(re) eene(n) wettige(n) sone hadde met name(n) arnt vanden wate(re) en(de)/
dat de vors(creven) gheert vanden wate(re) ene(n) wettige(n) sone en(de) docht(er)/
hadde met namen arnt en(de) aleyt die alle drie de brieve voe(r)/
scep(en)en van loeven bekendt hadde(n) daer uut de goedinghe(n) des/
vors(creven) stas en(de) goerts geschiet sijn It(em) deden de voirs(creven) stas en(de)/
goert den getugen des vors(creven) henrics keld(er)mans bi hae(re)n eede die/
si voer gedaen hadden [vraghen] want sij gedragen hadde(n) dat kath(er)ine/
wyerinx de naeste levende was vand(er) vors(creven) kath(er)inen sgroten/
en(de) vand(er) siden daer de vors(creven) goede af comen wae(re)n vat wat/
side(n) wed(er) vande(n) oud(er)vader of vand(er) oud(er)moeder daer op sij/
seyde(n) en(de) droeghe(n) dat sijs niet en wisten Oec waert de(n)/
selve(n) getuge(n) des selfs henrics keld(er)mans voert gevraeght en(de)/
gemaent als voe(r) Want sij vande(n) vors(creven) goeden gedraghen hadde(n)/
of si yet wiste(n) wae(r) de selve goede gelegen wae(re)n/
daer op deen vanden tween openbaerlic droegh en(de) seyde
//
dat hi daer af niet en wist en(de) dat hi noyt op de vors(creven)/
goede en qua(m) Seggende voert dat hi niet en wist van/
wat side(n) de vors(creven) goede come(n) wae(re)n En(de) dander getughe van dese(n)/
tween droegh dat hi op so(m)mich vande(n) goede(n) geweest hadde/
en(de) dat hi vande(n) ande(re)n niet en wist Ite(m) thoenden noch de vors(creven)/
stas en(de) goert dat kerstijn wile(n) laureys voirg(enoemde) oud(er)moed(er)/
des vors(creven) henrics keld(er)mans comen en(de) geboe(re)n was vande(n) geslechte/
van heze en(de) vande(n) colenlieden en(de) vanden roesmeersliede(n) van/
doerne Dese thoe(n)nissen aldus in beyden siden verhoert/
zijnde maende de meye(r) van loeven [de] scepene(n) van loeven/
die wijsde(n) voe(r) een vonnisse Na aensprake na/
verantw(er)den na thoe(n)nisse en(de) na al dats voe(r) scepen(en)/
van loeven comen was dat de vors(creven) goerde stas/
vand(er) ijsvoert en(de) goert van rode vanden vors(creven) goeden bliven/
selen in haerre goedingen also v(er)re alst noch voe(r) scep(en)en/
comen es cor(am) lomb(ar)t borchove(n) absoloens kersmake(re)/
vynck februarii [m(ar)tii] xxix anno xxxiiii/
Nagekeken doorKristiaan Magnus , Jos Jonckheer , kristiaan magnus , Jos Jonckheer
ModeratorJos Jonckheer
Laatste update:: 2014-02-12 door Kristiaan Magnus