It(em) cond sij allen lieden dat jan vrederix es comen/ in jegenwordicheit d(er) scepen(en) van loeven en(de) heeft genome(n)/ en(de) bekendt dat hi genome(n) heeft van janne van nethene(n)/ diemen heet vanden royele de helecht van ene(n) stuck lants/ gelijc dat gelege(n) is op vredebossche inde p(ro)chie van ev(er)sberghe/ houdende inde mate sesse boende(r) en(de) de tweedeel van enen/ boende(r) luttel min oft meer tusschen de goede des vors(creven)/ jans van nethene(n) in beyden siden Te houden en(de) te hebbe(n)/ en(de) te wynnen van half merte naest voerleden ene(n) t(er)mijn/ van thien ja(r)en lanc deen na dand(er) staphans volgende/ elx jaers daer en bynnen om vijf mudde evene(n)/ goed en(de) payabel d(er) maten van loeven met wanne en(de)/ met vede(re)n wael bereydt d(er) maten van loeven ts(in)te andries/ misse apostels te betale(n) en(de) tot loeven te leve(re)n alle ja(r)e/ de(n) vors(creven) t(er)mijn duer(ende) en(de) telke(n) t(er)mijn alse v(er)volghde schout/ En(de) is vorw(er)de dat de vors(creven) jan vrederix de vors(creven)/ helecht vand(er) vors(creven) goeden bynne(n) den vors(creven) t(er)mijn/ eenw(er)f wel en(de) loflic ov(er)mesten sal borch(oven)/ vynck oct(obris) xxii